Monday, December 24, 2012

Big Brother geeft Tips

De pc denkt tegenwoordig met je mee. Nou is dat niets nieuws, natuurlijk - als je een document afsluit, zonder op te slaan, verschijnt er immers ook een pop-up met de vraag of je niet wilt opslaan. Om maar een voorbeeld te geven.
Tegenwoordig gaat dat wel een beetje ver. En Facebook spant de kroon. Ik ben nog steeds advertenties van bruidswinkels aan het wegklikken omdat ik daar ooit eens op gezocht heb. En nu weer wat nieuws: vreemde vragen, als je een statusupdate wilt invullen.
"Wat is er aan de hand, Ginny?"
"Laat weten hoe je dag was."
"Hoe voel je je, Ginny?"
Euhm...
Ik weet het niet, maar ik krijg hier toch een steeds groter Big Brother-gevoel bij. En dat terwijl Broertje Facebook niet eens mijn naam kent - want Ninja, dat is volgens Facebook geen naam. Ondertussen vraagt Broertje Facebook me wel hoe ik me voel... dat gaat je niets aan, Facebook. En "wat is er aan de hand" - is dat een slechte vertaling van "what's going on", soms?
Hebben we hints nodig om te kunnen verzinnen wat we als statusupdate neerzetten? Is dat wat het is? Worden wij, hedendaagse internet-gebruikende, social-media verslaafde menschen, zo dom geacht dat we zelf niet eens meer zouden kunnen bedenken waarover we moeten schrijven? Hebben we daar nu al HINTS voor nodig?


Van mij hoeft Facebook niet mee te denken. Dat kan ik prima zélf. En ja, als Broertje Facebook daadwerkelijk een bestaand persoon zou zijn, zou ik nu de neiging hebben om m'n tong uit te steken.


Friday, October 26, 2012

Herfst




Wind trekt zachtjes aan
Schildert zijn palet van kleur
Met verstoten blad



Thursday, October 11, 2012

Thuis


Doedel #24 – wie of wat is voor jou thuis? Schrijf dit op in max. 250 woorden in de vorm van herinneringen (mag ook fictief).

Vanuit de keuken komt de geur van verse koffie, vergezeld van stemmen die voor een buitenstaander waarschijnlijk klinken alsof er een gigantische ruzie is uitgebroken – maar dat is normaal, bij ons. Harder praten dan nodig is, iedereen wil het hoogste woord hebben en een ander heeft nooit gelijk. Toch klinkt er gelach. Ook dat is zoals het bij ons gaat. Een gesprek kronkelt harder dan een opgefokte slang, schiet van discussie naar moppen en weer terug, terwijl de koffie altijd klaar staat en de koekjestrommel niet onverdienstelijk op tafel is gezet.
Koffie en koekjes. Meestal een gezellig gesprek, soms ook niet, maar hé – waar gaat dat anders? Onder mijn voeten een pas gestofzuigde vloer, een deurmat, daarnaast meerdere paren schoenen, sloffen en klompen. Ik kan mezelf bijna zien, lang geleden, met mijn pony. Die had ik meegenomen de hal in, gewoon om voor één keer in mijn leven eens te kunnen zeggen dat er écht een paard in de gang stond. Toen lagen er nog geen tegels in die hal, in het huis van mijn ouders.
Thuis; de betekenis is betrekkelijk. Als het leven verder gaat, verandert je “thuis” ook.
Ik typ dit aan tafel in mijn eigen huis, terwijl de waterkoker zijn werk doet. Ik drink minder koffie dan vroeger, maar als er visite komt, dan zorg ik wel voor koekjes. Laat dat maar aan mij over.

Tuesday, October 9, 2012

Daarom

Ik schrijf niet vaak gedichten, maar te laatste tijd waag ik me er steeds vaker aan. Na het lezen van "Vette Pech" kón ik niet anders. Ik schreef een gedicht. Vraag me niet naar het waarom, waardoor of waarvoor; ik schreef het, omdat het uit m'n vingers rolde.


Daarom

Fragiel is het leven
Het komt maar één keer
Wordt je gegeven
Maar soms doet het zeer

Er zijn van die vragen
Die je blijft stellen
Maar nooit op de dagen
Dat geluk toe komt snellen

Vraag niet naar waarom
Want waar is de zin?
Je trekt je rug krom
Verliest jezelf erin

Kijk niet naar beneden
Ook al lijkt het niet goed
Zoek niet naar de reden
Onder je moed

Iedereen is fragiel
Zo is het leven
Krachtige ziel
Die de dood kan vergeven

Friday, October 5, 2012

Dierendagdoedel - Bokito

De opdracht van schrijfdoedel #23 was:
Schrijf een verhaal van max. 500 woorden vanuit het perspectief van één van de volgende dieren:
- eendagsvlieg
- lemming
- kikkervisje
- Bokito

Ik vond Bokito de interessantste. Daaruit kwam dit verhaaltje voort:


Ik weet dat ze daar staan: de bezoekers. Die vrouwen, respectloos, lachend, wijzend. Hun mannen, die geen enkele macht over hun vrouwtjes hebben. Ze noemen zichzelf wel mannen, maar ze zijn volgens mij vergeten wat het is om man te zijn; hoe het is om hun vrouwtje te beschermen, om haar respect te krijgen en om haar te eren. Geen mannetje daar achter die ruit zou bij mij in de buurt mogen komen. Mijn vrouwtjes zouden op hen spugen. Lafaards zijn het, stuk voor stuk. En die vrouwtjes zijn niets waard.
Die ene keer dat ik ontsnapte, heb ik gemerkt hoe ze wérkelijk zijn. Laf. Dat zei ik net ook al. Ik zou willen dat ik ergens anders heen kon, ergens waar ik me niet voor aap hoefde te zetten voor mensen die niets waard zijn. Ze denken dat ze zoveel beter zijn, maar dat is niet waar. Ik ruik hun ontzag, als ik dichterbij het glas kom. In werkelijkheid zijn die bezoekers gewoon zoals de jongeren in mijn groep – dom en onwetend.
Laat ze daar maar staan. Laat ze maar genieten van hun miserabele levens, laat ze maar denken dat zij het zoveel beter hebben dan ik. Mijn leven is goed. Ik word verzorgd door mijn vrouwtjes, door mijn kinderen én door mijn verzorgers. Ik vraag me af hoeveel mensen dat kunnen zeggen.
Sukkels achter glas.
Ik weet wel dat ze er zijn, maar ik draai mijn rug naar ze toe. Meer verdienen ze niet.

Wednesday, October 3, 2012

The Cleaner

Voor mijn huiswerk moest ik iets sufs doen; een foto bekijken van mensen die bij een ticket service stonden, en dan in het Engels opschrijven wat ik dacht dat zij daar deden. Oef. Ik dacht; dat kan leuker; dus heb ik er een verhaaltje van gemaakt. Maar dan wel van de man die níet op de foto te zien was...

The Cleaner

The cleaner pushed his cart into the ticket service area. He took his broom and started sweeping the floor.
“Look at them,” he thought, glancing at the people now and then, “complaining about the service, always in a hurry. They don’t even notice I’m here. It’s as if I am invisible.”
A woman walked past him. She waved at the man at the phone booth, who was obviously relieved to see her. She held a baby on her arm – the only person in the room who looked straight at the cleaner. The baby laughed at him. The cleaner smiled back a faint smile.
“I was about to call you,” the man said. He stepped away from the phone booth and took over the baby. Both of them walked towards their bags in the middle of the room.
“Andrew, come back here!” A lady with brown hair shouted at a little boy. A girl watched at her side, as the boy, probably her brother, walked straight to the cleaner.
“He’s right here, mum!” the boy answered, pointing at the man in front of him.
The woman grabbed the boy’s hand. “You stop that nonsense, young man! There’s no such thing as ghosts!”
“It’s not a ghost, he’s a spirit!”
“I am not...” the cleaner started to say, but he realised there was no sound coming out of his mouth. Not even a whisper. He looked down and saw that his broom went through the rubbish, without moving any of it.
The boy left with his mother. Once again, the cleaner was invisible. Just like he had been when he was still alive.

Tuesday, September 25, 2012

Grafschennis

De opdracht van schrijfdoedel 21 was; schrijf een verhaal (max. 500 woorden) waarin een kerkhof een belangrijke rol speelt.

Hieronder mijn korte verhaaltje.


Grafschennis

Irma verstijfde. Haar adem ontsnapte uit haar mond en liet een kleine, witte wolk achter. De kou die seconden daarvoor nog haar gedachten had beheerst, leek haar nu niet meer te deren. Ze staarde naar de grafsteen van haar dochter, volkomen uit het veld geslagen.
Iemand had het graf vernield. De grote steen was met flink wat kracht doormidden geslagen, de bovenste helft lag naast het graf als een trieste herinnering aan de vluchtigheid van het leven. Niet alleen van het gewone leven, maar ook het leven na de dood was eindig. De rust werd bruut verstoord als iemand besloot om de laatste rustplaats van een ander te vernietigen.
Op de halve grafsteen lagen blaadjes van de bos rozen die Irma de dag ervoor bij het graf had achtergelaten. De bloemen waren verspreid over het graf, alsof iemand ze er met opzet overheen gestrooid had.
Trillend op haar benen kwam Irma dichterbij. Ze veegde de tranen van haar wangen, tranen die stil naar beneden gleden.
‘Mevrouw Groenewegen?’
Verdoofd keek ze om. Er kwam een man in een groene jas op haar aflopen. In zijn kleine snor prijkten ijsdruppeltjes. Pas toen hij naast haar stond, kon ze zijn naam uit haar geheugen opdiepen. Cor, de beheerder van het kerkhof.
‘Wie heeft dit gedaan?’ vroeg ze.
‘Pardon? Is er iets mis?’ Cor keek naar het graf.
Irma volgde zijn blik en deinsde verschrikt terug. Ze greep hem bij zijn bovenarm om te voorkomen dat ze zelf om zou vallen.
‘Gaat het wel goed?’ vroeg Cor bezorgd.
Irma keek hem met grote ogen aan, liet haar blik terugschieten naar het graf, keek weer naar Cor. ‘Dit kan niet.’
‘Misschien kunt u beter even gaan zitten…’
Irma schudde haar hoofd. Ze liet hem los, sloeg haar armen over elkaar en schudde haar hoofd een tweede keer. ‘Nee, het gaat wel.’
Cor bleef even aarzelend staan, maar liep toen toch verder. Hij keek een keer achterom, fronsend, duidelijk niet op zijn gemak.
Irma bestudeerde de grafsteen, die gewoon helemaal heel was, zoals altijd. De bos rozen stond ernaast, in de vaas. Er was niets vernield, maar er was wel iets bijgekomen. Op de steen, geschreven in rijp. Alsof de natuur haar een boodschap had gestuurd. Cor had dat duidelijk ook niet gezien, anders had hij daar wel op gereageerd, maar Irma zag het wel. Zelfs nadat ze haar ogen tien seconden had dichtgehouden, zag ze het nog.
‘Zoek geen leven in mijn dood,’ stond er over de inscriptie op de steen geschreven, in witte rijpletters.
Irma slikte de brok in haar keel weg. Heel even leek de kleine foto van haar dochter op de steen te bewegen, ze leek haar hoofd te schudden. Irma wendde haar blik af. Zodra ze opnieuw naar het graf keek, was alles weer normaal, maar Irma twijfelde niet aan wat ze gezien had. Ze had de boodschap begrepen.
De bos rozen van die dag zou ze naar haar moeder brengen. Iedere dag het graf bezoeken was niet gezond.

Saturday, September 1, 2012

De Minnares

De doedel van deze week was: Een man neemt zijn vrouw mee naar de bioscoop. Zodra de film begint komt onverwacht de minnares van de man naast hen zitten.

(En hieronder mijn uitwerking:)


Rens’ hand was net onderweg naar zijn mond om wat popcorn naar binnen te werken, maar zijn hand bleef halverwege in de lucht hangen. Hij staarde naar Sabrina, maar zij ging doodleuk pal naast hem zitten. Ze sloeg haar benen nonchalant over elkaar, waardoor haar korte rok omhoog kroop en er meer van haar benen te zien was dan er voor een goede fantasie nodig was.
Vreet je popcorn op! Dadelijk ziet Carijn het!
Snel propte Rens de popcorn in zijn mond. Hij kauwde verwoed, draaide zijn hoofd naar links en glimlachte naar Carijn. Carijn had echter niets door. Haar ogen waren strak op het doek gericht, haar mond hing een halve centimeter open. De film was spannend.
Rens vond er niets spannends aan. De realiteit had hem ingehaald. Sabrina’s linkerbeen wreef zacht tegen het zijne. Hij trok zijn been met een korte ruk opzij. Carijn fronste kort haar wenkbrauwen, keek langs hem naar de knappe vrouw aan zijn rechterkant en richtte toen haar ogen op die van hem. Ze boog zich voorover.
‘Ken je haar?’ vroeg Carijn zacht.
Ook al was haar stem nog zo zacht, Rens hoorde de dreiging erin. Hij schudde zijn hoofd, maar daar nam Carijn geen genoegen mee. Rens volgde haar blik. De film was vergeten. Ze keken met z’n tweeën naar Sabrina.
Sabrina lachte hen poeslief toe. ‘Goede film hè.’
Rens knikte. Hij legde zijn hand op het bovenbeen van Carijn, draaide zijn rug naar Sabrina en kuste zijn vrouw. Carijn verstijfde even, maar toen hij wilde terugtrekken duwde ze haar mond tegen de zijne. Ze wreef over zijn kruis, beet zacht in zijn onderlip en haalde daarna pas haar lippen van zijn mond. Ze glimlachte.
‘Zullen we verder kijken?’ vroeg Rens. ‘Of wil je naar huis?’
Carijn legde haar hand in zijn nek en trok hem naar zich toe, maar niet om hem opnieuw te zoenen. Ze legde haar lippen tegen zijn oor. ‘Ik weet ineens waar ik haar van ken,’ zei ze. ‘Ze is patiënt van dokter Stieffels. Ze heeft hiv, wist je dat?’
Rens’ mond werd kurkdroog. Hij kon niet meer bewegen. De vingers van zijn vrouw groeven zich pijnlijk hard in zijn nekhuid. Op het bioscoopscherm werd de hoofdpersoon door zijn vrouw met een mes vermoord.
‘Ik heb me laten testen, Rens,’ ging Carijn verder. Haar stem klonk kouder dan de stem van de moordlustige hoofdpersoon in de film. ‘Ik heb het ook.’ Ze liet hem los.
Rens deinsde terug. Hij keek met grote ogen naar zijn vrouw. ‘Nee…’ Hij stond op, trok Sabrina ook overeind en wees met een beschuldigende vinger naar Carijn. ‘Ik wil scheiden. Haar tweelingzus heeft hiv, Carijn. Ik ben niet degene die jou besmet heeft. Je hebt het over haar tweelingzus.’ Snel wisselde hij een blik met Sabrina. Die was te geschrokken om te protesteren, en hij liep met haar de bioscoop uit.
Carijn bleef alleen achter.
Op het scherm werd de moordenares gearresteerd.

Friday, August 31, 2012

Weg is weg

Dit was mijn inzending voor de fantasy microschrijfwedstrijd van Schrijven Online. Uit de 63 inzendingen is dit verhaal ergens tussen nummer 6 en nummer 15 geëindigd; de top 5 haalde het niet. Toch is die top 15 ook leuk!

Je kunt de winnende drie verhalen via Schrijven Online (klik hier) vinden en lezen.

Hieronder mijn verhaal. Veel leesplezier!


Weg is weg

Maurits trok de lade van zijn nachtkastje open. Die was leeg, op één ding na: een kleine, gouden ring, waar een grote diamant in was gezet. De vervloekte trouwring die hij van zijn moeder had gekregen.
Voorzichtig, alsof hij zich eraan kon branden, pakte Maurits de trouwring. Hij had het sieraad ingeleverd bij een pandjesbaas, maar de volgende dag had hij het in zijn nachtkastje teruggevonden. Sindsdien had hij het door de wc gespoeld, hij had het in een rivier gegooid, hij had het zelfs op vakantie in een ravijn gemikt. Steeds als hij thuiskwam lag het weer in huis.
Hij ging op zijn bed zitten, schoof de ring aan zijn linkerpink en wreef over de diamant, zoals hij dat de eerste keer per ongeluk gedaan had. Net als alle voorgaande keren schrok hij opnieuw toen hij ineens twee blote voeten voor de zijne zag staan.
Hij stopte met wrijven en liet zijn ogen omhoog glijden.
Maurits noemde haar verschijning out of focus. Ze was meestal doorzichtig en af en toe zag hij haar dubbel, alsof hij naar een slechte 3D-film keek. De vrouw was zo’n twintig jaar oud. Ze deed hem denken aan een jonge versie van Angelina Jolie.
Maurits glimlachte. ‘Waar waren we gebleven?’
Ze werd scherper, minder doorzichtig. Ze glimlachte terug. ‘Je verloofde, Maurits. Geef haar deze ring, zodat ik kan terugkeren in haar lichaam. Zoals je vader dat ook deed.’
‘Wat schiet ik daarmee op? Ik hou van Elaine.’
‘Ik zal Elaine zijn. En veel meer. Ik zal je leren hoe je onsterfelijk kunt worden – je zal je eerste zoon eenzelfde ring geven, zodat jij door kunt leven na je dood.’
Maurits fronste. Zijn vader en broer waren verongelukt toen zijn broer drie was. Zijn vaders ring was nooit doorgegeven.
Hij bestudeerde haar felblauwe ogen, die bijna tastbaar waren geworden. Na enkele seconden vervaagden ze weer.
Ik was je moeder, Maurits. De vrouw die jij hebt begraven stierf zestig jaar geleden al.’ Haar stem en haar verschijning zwakten af, totdat ze helemaal verdwenen was.
Maurits stond op, liep naar de badkamer, stopte de ring in zijn mond en slikte door. Daarna trok hij een scheermesje uit de verpakking.
Elaine was zwanger. Maurits moest het patroon doorbreken. Niemand anders kon dat – de ring moest doorgegeven worden. Het stopte bij hem.
Dit keer blijft hij weg.
Met die gedachte in zijn hoofd sneed hij zijn polsen door.

Monday, August 27, 2012

Violet

Gisteren kreeg ik het idee voor dit verhaal. Veel leesplezier!


Violet

Violet zat voor haar raam en keek naar buiten, zoals ze dat iedere dag deed. Ze keek naar de polderweg, waar vier auto’s per dag overheen reden – op een drukke dag. Aan de andere kant van de weg was een weiland, maar in de winter waren daar zelfs geen koeien op te zien.
Eenzaamheid. Het besef, dat ze wist wat dat woord betekende, was niet ineens gekomen. Haar besef was geleidelijk gegroeid. Iedere dag, ieder uur dat ze alleen voor het raam doorbracht, nam de betekenis van het woord toe. De oneindigheid ervan.
Met een zucht roerde Violet in haar kop koffie. Even haalde ze haar blik van het lege, met rijp bedekte weiland, om haar ogen op haar kopje te richten. Vanaf de andere kant van haar kleine woonkamer hoorde ze de klok gestaag verder tikken. Vroeger had ze dat een geruststellend geluid gevonden; tegenwoordig vond ze het vooral deprimerend. De tijd tikte verder, terwijl zij stilstond.
Ze had geen kinderen, die had ze ook nooit gehad. Geen man, sinds haar tweede man vier jaar eerder was overleden. Geen huisdieren. Zelfs geen goudvis. Ze was alleen.
Met een kleine zucht haalde ze haar lepeltje uit haar kopje. Toen ze een slok nam, trok ze een grimas. De koffie was koud geworden, zoals haar de laatste tijd wel vaker overkwam.
‘Verdorie,’ zei ze zacht. Ze twijfelde even, maar stond toen toch op. ‘Dan maar nieuwe zetten.’
Af en toe vroeg ze zich af of ze dat niet expres deed – zonder dat ze het van zichzelf wist, want ze wilde eigenlijk niet dat ze haar koffie koud liet worden. Dat wilde ze ook niet met haar thee laten gebeuren, of met haar avondeten. Toch overkwam dat haar nu erg vaak. Meestal had ze gewoon lang voor zich uit zitten staren, waarbij ze vergat wat ze aan het doen was. Misschien werd ze wel dement.
Langzaam, omdat haar heup bij iedere stap pijn deed, liep ze naar de keuken. De dokter had gezegd dat ze gewoon stijf was en dat ze meer moest lopen, maar ze zag niet in waar ze nog meer heen kon lopen dan van de ene kant van haar huis naar de andere kant.
Tot haar opluchting zat er nog koffie in de kan en had ze het apparaat aan laten staan. Ze goot haar kop leeg in de gootsteen, schonk er verse koffie in en liep terug naar het raam waar haar brede fauteuil voor stond.
Er kwam een auto over de polderweg aangereden.
Verrast bleef Violet staan. Ze nam een kleine slok van haar warme koffie, zonder te proeven dat ze er nog geen melk in had gedaan. De auto was zwart en kwam snel dichterbij – en reed in hoog tempo haar huis voorbij. Waarschijnlijk bezoek voor de familie die drie kilometer verderop woonde, de eigenaren van de koeien waar Violet in het weideseizoen nog van kon genieten.
‘Ach ja.’ Ze trok opnieuw een grimas, ditmaal van de pijn, toen ze weer in haar stoel ging zitten, maar ze verstijfde met haar billen half boven het zitkussen.
Opnieuw een auto. Een kleinere, bordeauxrode auto. Hij reed iets langzamer dan de eerste auto.
Violet plofte op de stoel, nam nog een slok koffie en volgde de auto met haar ogen. Tot haar grote verbazing stopte deze voor haar huis. Tot haar nog grotere verbazing stapte er iemand uit. Een jongeman, in haar ogen. Hij kon nooit ouder zijn dan dertig, hij ging gekleed in een sjiek pak dat er veel te duur uit zag en hij keek onderzoekend naar haar huis. Violet dacht dat hij zou inzien dat hij bij het verkeerde huisnummer stond, maar hij liep zelfs naar haar deurbel – en hij belde aan.
‘Het lijkt hier wel spitsuur,’ zei Violet. Ze hees zichzelf weer overeind. Ze deed er even over om bij de voordeur te komen, zag dat die nog op slot zat en ging weer terug naar de woonkamer, waar ze de sleutels had liggen. Sjiek Pak belde een tweede keer aan.
Violet perste haar lippen op elkaar en draaide de deur open. De man stond met zijn rug naar haar toe; hij bekeek het weiland aan de overkant. Violet schraapte haar keel. De man draaide zich snel om, toverde een brede grijns op zijn gezicht en haalde een kaartje uit zijn jaszak.
‘Goedemiddag, mevrouw!’ Hij stak het kaartje naar voren.
Violet zag ineens dat het een pasje was. NUON, stond erop, samen met de naam van het heerschap en een pasfoto waarop hij er nog glibberiger uitzag dan in het echt.
‘Mag ik mij even voorstellen, ik ben…’
‘U bent van de NUON,’ onderbrak Violet hem. ‘Dat kan ik ook lezen. En uw naam ook. Ik heb geen interesse.’
De grijns verdween van zijn gezicht, maar binnen een seconde was die weer terug. ‘Maar mevrouw, ik heb een aanbod voor u…’
‘Meneer, ik heb hier een jachtgeweer naast me staan. Je hoort zulke rare dingen in het nieuws tegenwoordig. Van mijn erf.’
Nu was de grijns écht van zijn gezicht verdwenen.
Violet glimlachte. Ze bedacht dat ze haar kunstgebit niet had ingedaan die ochtend en glimlachte nog breder.
De man draaide zich om en beende naar zijn auto terug.
Violet keek hem na, terwijl hij zijn auto keerde en veel harder dan was toegestaan over de polderweg terugreed. Ze liep pas weer naar binnen toen hij uit het zicht verdwenen was. Er lag nog steeds een glimlach op haar gezicht, maar ze lachte pas hardop toen ze het schilderij van haar overgrootvader zag, waarop hij geportretteerd was met een jachtgeweer.
Ze lachte totdat de tranen over haar wangen rolden.
Pas na een kwartier had ze zichzelf weer in de hand. Ze liep naar haar badkamer, pakte haar kunstgebit uit het daarvoor bestemde bakje en deed het in. Zonder gebit wist ze dat ze moeilijk verstaanbaar was.
Naast haar televisie stond de laptop die ze twee jaar daarvoor voor zichzelf had gekocht, nadat haar oude computer het had begeven. Ze startte het apparaat op, speurde een tijdje rond op internet en pakte daarna de telefoon.
De dag erna kon ze de hond ophalen. En ze had er een puppycursus van het asiel bij gekregen. Ze mocht dan oud zijn, ze was lang genoeg eenzaam geweest. Misschien plakte ze er wel een andere cursus aan vast, als de puppycursus voorbij was. Ze had er tijd genoeg voor.
Zodra ze de naam van de hond had verzonnen, moest ze opnieuw lachen.
Ze noemde hem Nuon.

Thursday, August 23, 2012

Schrijfdoedel!

Doedel #17: Als je in een café het toilet binnenstapt, zie je een met lipstick geschreven bericht op de spiegel. Het bericht is voor jou bestemd.


Ik verstar. De deur valt achter me dicht, waardoor het geroezemoes van het café gedempt wordt. Langzaam stap ik naar de spiegel toe.
Caroline, help!
‘Wat…’ mompel ik. Ik steek mijn hand uit en raak de spiegel aan. Mijn vinger trekt een veeg door help, waardoor de p er vreemd langgerekt uitziet. Snel trek ik mijn hand weer terug, maar ik kan mijn ogen niet meer van het glimmende spiegeloppervlak afhalen.
Er zit iemand in de spiegel.
Ik buig me voorover, want ik moet me vergissen. Dit moet mijn eigen spiegelbeeld zijn, waarschijnlijk zie ik het gewoon verkeerd. Dat zal vast door de vreemde, schemerige lichtval in het toilet komen.
Dan komt ze dichterbij. Zij, de vrouw aan de andere kant van de spiegel. Ze drukt haar hand tegen de binnenkant, alsof het geen spiegel is, maar een ruit. Ik deins terug, ik hap naar adem en struikel over mijn eigen voeten. Net op tijd weet ik me vast te grijpen aan de deur van een toilethokje. Dan loop ik weer naar de spiegel, behoedzaam, met mijn hart bonzend in mijn keel, maar te nieuwsgierig om mezelf te kunnen bedwingen.
Er zit écht iemand in de spiegel, daar hoef ik niet over te twijfelen. De vrouw kijkt me wanhopig aan. Ze is blond, net als ik, maar haar huid is lijkbleek en haar ogen zijn donker. Zelf heb ik een zongebruinde huid en lichtblauwe ogen. Met mijn handen leun ik op de wasbak, mijn gezicht breng ik dichter bij de spiegel. Fronsend probeer ik te begrijpen wat de vrouw me probeert te vertellen. Haar hoofd is de helft zo klein als mijn spiegelbeeld zou moeten zijn, als de spiegel dat had laten zien. Ze schreeuwt tegen me en ik schrik voor de tweede keer als ze ineens met beide handen tegen het glas slaat. Een zachte bonk weerklinkt.
Ik staar haar aan. Zij is stilgevallen, zowel in haar bewegingen als in haar geschreeuw. Haar blik is hoopvol. Ze weet het ook. Ik kon dat horen.
Ik denk geen moment na over de boodschap op de spiegel, die ineens is verdwenen. Mijn vermogen tot logisch nadenken heb ik de laan uitgestuurd zodra ik iemand anders dan mijn spiegelbeeld in die spiegel zag. Logica bestaat voor mij niet meer. Snel trek ik mijn pump uit. Die vrouw moet geholpen worden, ze moet uit die spiegel en ik ben de enige die dat kan. Zo hard als ik kan, sla ik met de hak van mijn pump tegen de spiegel. Tot mijn verbazing gaat de hak niet tégen de spiegel aan, maar er doorheen. Ik zie het gebeuren, maar ik ben niet meer op tijd om mijn arm terug te trekken.

Nu kijk ik naar het damestoilet, vanaf mijn kant van de spiegel. Ik wacht. Ik wacht, totdat ik iemands naam ken. Totdat ik mijn lippenstift kan gebruiken om, in spiegelbeeld, op mijn kant van de spiegel te schrijven. Alleen een naam opent de doorgang.
Er komen hier genoeg vaste klanten…

Tuesday, August 21, 2012

Tropisch warm

Ik zat vandaag in de hitte en kreeg een idee voor een haiku:



Zonnestraal schittert
Een wolk laat druppels vallen
Verdampt voor landing

Monday, August 20, 2012

De kilte van de onschuld - verhaal



De kilte van de onschuld

Buiten was het tropisch warm. Meer dan dertig graden. Binnen was het misschien nog wel warmer, maar hij had het koud.
IJskoud.
Hij staarde naar het plafond. In zijn gedachten hoorde hij de stem van zijn vrouw. Het is jouw schuld, jij hebt niet op hem gelet! Jij had op hem moeten passen! Waarom heb je niet op hem gelet?
Vragen die hij zichzelf ook stelde, vragen waar hij geen antwoord op kon geven. Hij hád op Sven gepast, toch? Maar hij had hem ook heel even uit het oog verloren.
Het gevoel in zijn vingers was verdwenen. Hij huiverde. Er liepen tranen over zijn wangen, maar dat merkte hij pas toen hij ze zacht in het badwater hoorde plonzen.
Het was zijn schuld. Hij had niet opgelet, hij had Sven niet naar de straat zien rennen. Hij had de dikke Mercedes niet gezien. Maar het geluid van de piepende remmen en het daaropvolgende gekrijs zou hij nooit vergeten.
God, wat had hij het koud.
‘Papa?’
Vanaf de gang klonk de stem van zijn oudste zoon, aarzelend. Hij draaide zijn hoofd en keek naar de deur.
‘Pap, zit je nog in bad? Mam zei dat we zo gingen eten.’
Hij likte over zijn lippen met een tong die aanvoelde als een stuk leer. Moeizaam trok hij zichzelf overeind. Hij wierp zijn ouderwetse scheermes op de badmat. ‘Ik kom eraan,’ zei hij. Zijn stem klonk goed. Helemaal niet depressief. ‘Zeg maar tegen je moeder dat ik er zo ben en dat ze vast op moet scheppen.’
‘Oké.’
Maar geen geluid van weglopende voetstappen.
Hij fronste. Het water klotste over de rand toen hij uit bad stapte. ‘Jelmer, sta je daar nog?’
Er werd zacht op de deur getrommeld, met een paar vingers. Daarna een kleine bons. Jelmer had waarschijnlijk zijn voorhoofd tegen de deur laten zakken.
‘Ik mis Sven,’ zei Jelmer.
Snel trok hij een groot badlaken uit de kast. Hij wikkelde dat om zijn middel, schoof met zijn voet zijn scheermes onder de kast en trok de badkamerdeur open. Jelmer viel in zijn armen. Hij wreef met zijn rimpelige vingers door Jelmers haar, trok hem dichter tegen zich aan en antwoordde: ‘Ik ook.’
‘Mama huilde net,’ zei Jelmer, met een stem die ook klonk alsof hij op het punt stond om te huilen. ‘En jij zat zo lang in bad… Je bent helemaal koud, pap.’ Jelmer trok zich los. Hij keek zijn vader aan en zag dezelfde roodomrande ogen als wanneer hij in de spiegel keek. Hetzelfde, maar ouder.
‘Ik was in slaap gevallen,’ loog hij. De leugen kwam gemakkelijk, maar zijn hart kromp ineen van dat gemak. ‘Ga maar vast naar beneden, goed?’
Jelmer knikte, draaide zich om en liep de gang door en de trap af.
Hij keek hem na. Daarna liep hij terug de badkamer in. Jouw schuld dat je gezin kapot gaat van verdriet.
Hij bukte, trok het scheermes weer tevoorschijn en staarde naar zijn eigen spiegelbeeld in het vlijmscherpe lemmet. Vervolgens klapte hij het mes dicht en smeet het in de prullenbak naast het toilet. Hij rilde, sloeg zijn armen om zijn lichaam en nam zich voor om die avond aan zijn vrouw te vertellen wat hij bijna had gedaan.
Er was één leven weggerukt. Maar zij moesten verder. En daar hoorde hij ook bij.



Saturday, August 18, 2012

Welingelichte Kringen Schrijfwedstrijd

Helaas, ik zit niet bij de top 3%. Gaat lekker zo, al die uitslagen achter elkaar! In ieder geval vond ik zelf wél dat ik een goed verhaal had geschreven, dus ook deze zet ik hier op m'n blog:


Schaduw van de hoop

Een kleine hand legde zich in de mijne. Ik keek naar beneden. Liselotte keek omhoog, haar ogen groot, het verdriet dat erin lag oneindig. Ik bedacht dat een kind haar vader niet hoorde te verliezen. De zinloosheid van die holle gedachte trof me echter zo diep, dat ik mijn blik moest afwenden; er was immers niets wat ik kon doen. Niemand kon de dood terugdraaien.
Ik slikte mijn tranen weg, bukte en tilde mijn dochter op. Liselotte legde haar hoofd tegen mijn schouder. Ze huilde in stilte. Haar tranen voelden koel aan op mijn blote, verhitte huid.
‘Gaat het?’ vroeg mijn moeder.
Ik knikte. Ik wilde haar uitschelden, ik wilde haar slaan, ik wilde haar over de begraafplaats slepen en haar met haar neus op het graf van mijn man duwen. Ik wilde haar omhelzen en haar troost opzuigen, zoals een spons water opzuigt. Ik haatte haar vanwege haar nepbezorgdheid, ik hield van haar omdat ze in ieder geval het fatsoen had gevonden om te komen. Haar woorden echoden echter nog na in mijn hoofd: ‘Misschien is het wel beter zo.’ Alsof zij daar verstand van had. Nee, het was niet beter. Niet voor mij, niet voor Liselotte. We waren de man kwijt waar we van hielden en het enige wat was achtergebleven, was leegte.
Liselotte begon halverwege de begraafplaats te wriemelen. Ik zette haar op de grond en keek toe hoe ze haar hoofd ophief naar de hemel. Pas toen ze mijn blik zocht, had ik door dat ze niet naar de wolken boven haar keek, maar naar de bladeren van de kastanjeboom waar we onder stonden. Haar kleine, pijnlijke glimlach maakte genoeg duidelijk.
‘Loop maar vast door,’ zei ik zacht tegen mijn moeder. Mijn stem wist niet eens meer wat volume was. De laatste dagen kon ik slechts nog fluisteren. ‘We komen er zo aan.’
Ze knikte en ik wachtte tot ze uit het zicht verdwenen was.
Liselotte was onder de boom vandaan gekomen. Ze stond op het punt waar de schaduw van de boom ophield, met haar handen voor haar uit gestoken. Op haar onderarmen was schaduw te zien; haar bovenarmen en gezicht staken fel af in de volle zon. De wallen onder haar ogen waren huiveringwekkend. Haar glimlach, die niet was weggegaan, was hoopvol.
‘Schaduwspringen, mama,’ zei ze. In haar stem hoorde ik de pijn die ik ook voelde.
Mijn man was er ooit als grap mee begonnen; hij was onder de kastanjeboom in onze achtertuin gaan staan, met Liselotte, en hij had haar op de schaduwen gewezen. ‘Ergens zit jouw schaduw ertussen. Misschien kun je er wel overheen springen. Iemand die over zijn eigen schaduw kan springen, kan de hele wereld aan.’
Ik nam Liselottes hand in de mijne en stapte met haar de schaduw van de kastanjeboom in. ‘Kom,’ zei ik, ‘laten we over onze schaduw heen springen.’

Friday, August 17, 2012

Azra wedstrijd

Aangezien ik niet genomineerd ben voor de winnaars - en er dus ook geen publicatie volgt - voel ik me vrij om te doen met mijn verhaal wat ik zelf wil. Maar ja, wat moet ik ermee? Nou, dan maar op m'n blog zetten.   Iedereen die commentaar heeft, kan dat achterlaten ;) En commentaar op de titel is niet nodig, ik wéét dat die niet origineel is. (Het thema van de wedstrijd was "vallende bladeren"...) Hopelijk veel leesplezier!

Vallende Bladeren

Het was Justine nooit eerder opgevallen dat vallende bladeren geluid maakten. Nu ze het zachte ruisen van de neerdwarrelende herfstbladeren hoorde, vond ze het jammer dat ze er nooit eerder naar had geluisterd. Het had iets geruststellends, zoals een kop warme chocomelk vreemd geruststellend kon zijn. Eenvoudig, maar kalmerend.
Een geel blad viel langzaam naar beneden, precies naar haar hoofd. Justine fronste toen ze dat zag. Ze bestudeerde de lichtval op het gele eikenblad. Het blad wapperde een keer opzij, waaide weer terug, kantelde – en landde op haar kin, waar hij uit haar zicht verdween. Ze kon haar hoofd niet kantelen. Daar had hij voor gezorgd.
Hij. Willem, had hij zich genoemd. Waarschijnlijk was dat niet zijn echte naam. Dat stoorde haar, zoals een zoemende mug irritant kon zijn. Ze wilde weten wie hij was, voordat ze dood ging, maar ze vertikte het om dat aan hem te vragen.
Zijn voetstappen kwamen weer dichterbij. Een tijdlang had ze hem uit haar gedachten kunnen bannen, door zich volledig op de geluiden van de natuur te concentreren, maar nu kon ze dat niet langer.
‘Zo,’ zei hij, met een tevreden klank in zijn stem.
Justine hoorde iets achter haar. Het was het geluid van een schep die met kracht in de grond werd gestoken.
Een hoofd kwam boven het hare hangen. Willem had een vriendelijk gezicht, een licht gebruinde huid en een kaarsrecht, spierwit gebit. Hij zag eruit als de ideale schoonzoon en zo had hij zich ook gedragen, toen hij Justine de dag ervoor in de kroeg aansprak. Het was pas mis gegaan toen hij haar naar haar auto bracht. Justine had geprobeerd om zich te herinneren wat hij had gedaan – vergeefs. Ze kon zich vaag de kroeg herinneren, zijn vriendelijke woorden en een flits van zijn zwarte Opel. Daarna was er een gat in haar geheugen geslagen, totdat ze wakker was geworden in zijn bed. Onder zijn lichaam.
Toen had hij haar precies zo aangekeken, met die halve glimlach op zijn gezicht. Een verwachtingsvolle glimlach, omdat hij wist dat ze bang was. Er was ook geen andere emotie mogelijk; ze werd ineens wakker met een naakte man boven haar, vastgebonden in een kamer die ze niet kende, zonder te weten hoe ze daar was gekomen. Ze had geworsteld om los te komen, ze had gehuild, ze had hem gesmeekt. En hij had daarvan genoten.
‘Lig je lekker?’
Justine slikte. Ze voelde dat er een traan uit haar rechteroog liep, ook al wilde ze niet huilen. Ze gunde hem niet nog meer tranen, niet na wat hij al met haar had gedaan, na hoe hij haar al had vernederd, maar ze kon het niet tegenhouden.
Willem grijnsde toen hij haar nieuwe tranen zag. Hij hurkte naast Justine neer, veegde met een wijsvinger op tedere wijze de tranen van haar wangen en likte vervolgens zijn vinger af.
Justine sloot haar ogen.
Willem gromde. Zijn grijns verdween van zijn gezicht en hij gaf een harde trap tegen Justines zij. Ze kreunde, maar meer deed ze niet.
Justine beet haar kiezen hard op elkaar om te voorkomen dat ze voor de zoveelste keer zou gillen. Ze hield haar ogen stijf dichtgeknepen.
‘Kreng,’ mompelde Willem.
Justine probeerde niet aan hem te denken. Ze luisterde naar het geluid van de bladeren, zelfs toen hij haar vastgebonden benen greep en aan haar begon te sjorren. Hij sleepte haar aan haar benen mee. Niet ver, want het graf dat hij had gegraven lag vlakbij.
Justine verstrakte de greep om de touwen die los om haar polsen hingen, zodat hij geen los bungelend uiteinde zou zien. Terwijl hij bezig was met het graven van haar graf, had zij een stuk glas onder haar handen gevoeld. Hij had het niet zien liggen in de stapel dode bladeren waar hij haar achteloos in had laten vallen. Nu moest ze zich inhouden. Wachten op het juiste moment, hoewel ze niet zeker wist of er ooit het ‘juiste moment’ zou komen.
Willem liet Justines benen in het pas gegraven gat zakken. Hij keek haar aan en boog zich voorover.
Justine zag zijn met zwarte grond besmeurde handen op haar schouders af komen, alsof alles zich vertraagd afspeelde. Een betere kans zou ze niet krijgen.
Ze schreeuwde toen ze haar armen achter haar rug vandaan haalde. Alle rauwe emoties gooide ze in die schreeuw, die zo hard was dat enkele vogels verschrikt en met klapperende vleugels uit de bomen boven hen vlogen.
Willem deinsde terug, geschrokken van haar onverwachte beweging. Justine duwde zich met haar linkerhand omhoog, terwijl ze met haar rechterhand uithaalde. Haar spieren protesteerden pijnlijk, het stuk glas dreigde uit haar verkrampte vingers te glippen. Ze klemde haar kaken op elkaar en dwong haar arm om naar voren te gaan. Met een gevoel van genoegdoening zag ze hoe de glasscherf een diepe snee in de wang van Willem kerfde.
Willem vloekte, sloeg haar hand weg en greep met zijn andere hand haar keel vast.
Justine gleed weg. Haar lichaam was te zwaar voor de zachte grond aan de rand van het graf; de rand brokkelde af en haar benen zakten naar beneden. Ze greep wanhopig naar houvast met haar linkerhand. Haar vingers haakten zich in de mouw van Willems groene waxjas.
Willem werd uit zijn evenwicht getrokken. Hij moest Justines keel loslaten toen ze zijn arm mee dreigde te trekken. Zijn gezicht vertrok in een grimas toen hij haar hard van zich af duwde, maar Justine liet niet los. Ze hield hem nog steeds aan zijn arm vast, waardoor ze samen in het graf vielen.
Ze kwam hard terecht, bovenop Willem, die rochelend naar zijn keel greep. Justine krabbelde achteruit en kwam half omhoog, ondanks de pijn die ze overal voelde. Ze staarde vol afschuw naar de stervende Willem. De glasscherf stak uit zijn keel. Bloed liep snel langs zijn hals. Zijn vingers gleden langs de glasscherf, zonder die aan te raken.
Trillend op haar benen ging Justine rechtop staan. Ze zocht houvast bij de rand van het graf, maar het zand viel steeds naar beneden als ze er tegenaan kwam. Huilend klauwde ze haar handen in het zand, net zolang tot ze zich omhoog kon trekken. Ze keek niet meer naar Willem. Zijn gerochel was opgehouden, dat was voor haar genoeg. Kreunend en snikkend wist ze zich uit het graf te hijsen, waarbij ze Willems lichaam als opstapje gebruikte. Ze groef haar handen diep in de grond, greep een paar graspollen, trok zichzelf verder aan een boomwortel, totdat ze eindelijk haar benen uit het gat kon halen.
Ze verwachtte dat Willem plotseling omhoog zou komen om zijn hand om haar enkel te slaan en haar terug naar beneden te trekken, als in een slechte horrorfilm, maar dat gebeurde niet.
Justine ging hijgend op haar rug liggen.

Voetstappen. Het geluid van naderende voetstappen.
Ze voelde de dorre bladeren onder haar naakte lichaam. Ze voelde het touw in haar polsen snijden. Uren was ze aan hem overgeleverd geweest, ze wist wat hij zou gaan zeggen. Inmiddels kende ze hem beter dan ze hem wilde kennen. De realiteit kwam terug, in al haar heftigheid. De realiteit die waanzinnig was, die de dood meebracht, die ze probeerde te ontlopen door zich te verbergen in haar eigen gedachten. De realiteit bracht Willem mee. Willem en het besef dat ze vastgebonden op een stapel dorre bladeren lag.
‘Lig je lekker?’
Het touw zat nog om haar polsen; ze had het niet doorgesneden, want er was nooit glas geweest.
Justine opende haar ogen. Ze staarde naar boven, naar het gele eikenblad dat naar beneden kwam dwarrelen. Eén van de vele bladeren die allemaal op elkaar leken. Ze hoorde hoe Willem naast haar een schep in de grond stak. De minuten waarin ze had kunnen fantaseren over haar ontsnapping, waren voorbij.
Ze hield van het geluid van vallende bladeren, omdat dat het geluid was van het leven.
Het leven dat haar was afgenomen. Ze zou sterven. Naakt in de achtertuin van een geschifte moordenaar.
Een traan zocht een weg over haar gezicht. Willem veegde de traan met zijn vinger weg.
Justine keek hem aan. Ze forceerde een glimlach. ‘Als ik een glasscherf had, zou ik die in je keel steken,’ zei ze.
Willem knikte. ‘Amen.’ Hij tilde de schep op en gebruikte het blad om Justine hard op haar hoofd te slaan.
Willem neuriede, terwijl hij haar naar haar graf sleepte.
Een windvlaag trok talloze bladeren van de bomen in Willems achtertuin. De bladeren waaiden over Justines naakte, stevig vastgebonden lichaam. Een geel blad bleef een ogenblik in haar blonde haren hangen, totdat de wind er opnieuw vat op kreeg en het blad verder waaide. Het ging haar voor en eindigde in de kuil waar Willem Justine in liet glijden.
Vaag, af en toe meegedragen door de wind, was het geluid van sirenes te horen. Willem hoorde het niet. Justine, die door de klap van zijn schep slechts versuft was geraakt, hoorde het wel. Ze bedacht dat er een geluid was dat prettiger was, veel prettiger, dan het geluid van vallende bladeren.

Thursday, August 16, 2012

De dokter (fantasy)

Doedel #16: 'Ik ben al twintig jaar dokter, maar ik heb nog nooit zoiets gezien.'

De dokter was onmenselijk. Letterlijk. Hawk vermoedde dat het kleine mannetje dwergenbloed door zijn aderen had stromen, maar dat was vast niet het enige. De huid van de dokter was spierwit – als Hawk er te lang naar keek, vreesde hij dat hij sneeuwblind zou worden. Bovenop het spierwitte hoofd stond een kleine pluk bruin haar, als een pluim op een hoed. Hawk bestudeerde het vrolijk op-en-neer springende plukje, terwijl de dokter op zijn beurt zijn buik bekeek.
‘Ik ben al twintig jaar dokter, maar ik heb nog nooit zoiets gezien.’
Hawk beet op zijn lip. Dat geldt ook voor mij, had hij er bijna uitgegooid.
De dokter deed een stap terug. Zijn bolle ogen dwaalden omhoog, totdat hij Hawk aankeek.
Hawk slikte. ‘Kunt u er iets aan doen?’ Waarom was hij niet naar een mens gegaan? Waarom had hij uitgerekend nu de pech dat hij in één of ander achterlijk gebied rondreisde, waar hij niemand kende? Waarom was hij zo ongelukkig terecht gekomen toen hij van zijn paard viel – precies in die giftige struiken?
‘Hawk, toch?’
Hawk knikte. Zijn mond werd droog. Hij volgde de blik van de dokter, die terugging naar zijn buik. Zijn buik, waar een gapende wond in zat waar constant bloed en pus uit stroomde. Het was smerig. Het stonk. En de pijn was haast ondraaglijk.
‘Wel, Hawk. Ik raad u aan om een rustige plek op te zoeken en uw laatste wilsbeschikking op te schrijven. Feitelijk had u al lang dood moeten zijn.’ De dokter gebaarde naar de deur. ‘Meer kan ik niet voor u doen.’
Hawk schudde zijn hoofd. Hij trok wit weg, greep de onderzoekstafel vast en schudde zijn hoofd nog een keer. ‘Dit… dit kan niet…’
Iemand trok de deur van de onderzoekskamer met een ruk open.
‘Eruit! Eruit, jij kleine dwaas! Wegwezen!’
Hawk stortte op de vloer in elkaar. Hijgend zag hij nog net hoe de kleine nepdokter zich haastig uit de voeten maakte, waarbij hij achterna werd gezeten door een dwerg in een witte jas. De dwerg, de echte dokter, kwam te laat om Hawk nog te redden. Zijn hart begaf het.


Tuesday, August 14, 2012

Postbode perikelen

De enveloppen in mijn hand zijn mijn wapen, waarmee ik de spinnenwebben voor mijn gezicht weghaal. En het zijn véél spinnenwebben. Met veel spinnen. Grote spinnen. Kruisspinnen. Brrrrr....
Ik worstel me een weg over het smalle voetpad, van mensen die duidelijk geen snoeischaar hebben of die de moeite niet nemen om hun eigen voortuin te onderhouden. Met mijn enveloppen in de aanslag. Of de folders, net wat ik vast heb. Weg met die webben, voordat ik verder loop. Toch ontsnapt er af en toe één aan mijn getrainde oog. Het gevolg: die vieze, kleverige zooi op m'n huid. Snel veeg ik het spinsel van mijn arm. Ik stop de post in de brievenbus, draai me om en loop terug door de halve jungle. Opgelucht haal ik adem als ik weer op de stoep sta.
Op naar de volgende.
Het gezoem komt me tegemoet.
Geen spinnen. Hier zijn het bijen, in een tuin vol mooie gele bloemen, waar alleen een tuinkabouter nog over het voetpad kan lopen zonder half door die bloemen te moeten...

Hoe kom je van je angst voor spinnen af? Word postbezorger! Ik had vandaag een kruisspin in m'n tas, tussen de folders. Ik had er één aan m'n fiets hangen. En ik kwam ze OVERAL tegen. En wat ik nog erger vind, is die tuinen waar ik per se op millimeters afstand langs zoemende bijen en hommels moet - als ik er per ongeluk één raak en die komt in m'n haar vast of zo... ik zie het al gebeuren. Mensen, onderhoud uw tuinen!

Monday, August 13, 2012

Dat overkomt iedere schrijver wel eens

Een helder moment
op zoek naar een pen, vergeefs
idee vervlogen

Friday, August 10, 2012

Schrijfdoedel


Schrijfdoedel 15

‘Als je nu niet iets aan die vriend van je doet, dan doe ik het.’

Hanna prikte haar vinger tegen de schouder van Diederik. ‘Als je nu niet iets aan die vriend van je doet, dan doe ik het.’
Diederik schoot in de lach. ‘En hoe was je dat van plan?’
Hanna antwoordde niet. Ze draaide zich om en liep terug naar binnen. De deur viel met een harde knal achter haar dicht.
Diederik liep hoofdschuddend naar zijn eigen voordeur. Jack stond op hem te wachten, met zijn armen over elkaar geslagen. Hij leunde nonchalant tegen het kozijn.
‘Wat nu weer?’ vroeg Jack.
Diederik stopte. Jack nam de hele deuropening in beslag. Zijn brede postuur zorgde ervoor dat de meeste buurtbewoners niet klaagden, maar Hanna vormde een uitzondering. En ze was vasthoudend.
‘Jack, je jaagt de halve buurt op stang.’ Diederik duwde tegen zijn vriend, wrong zich langs de massieve spierbundels naar binnen en wreef over zijn eigen schouder zodra hij door de gang kon lopen. Jack had de pest in. Anders was hij wel opzij gegaan. Achter zich hoorde hij de deur dicht gaan, maar het geluid was zacht. Beheerst. Jack was altijd beheerst.
‘Dat mens van hiernaast moet niet zo zeiken,’ zei Jack, terwijl hij achter Diederik aan ging.
‘Je bent tegen haar auto aangereden!’ Hij haalde twee glazen uit een keukenkastje en plaatste die met een klap op de gedekte tafel. ‘Daar zou ik ook kwaad om zijn!’
‘Ze had me ingeklemd!’
‘Leer dan godver eens een keer rijden! Dan had je daar gewoon uit kunnen draaien!’
Jack snoof. ‘Alsof ik dat expres deed.’
‘Daar zie ik je ook nog voor aan. Je hebt al een hekel aan haar sinds je haar voor het eerst zag.’
‘Ach, schei toch uit. De enige reden dat ik de buurt op stang jaag, zoals jij dat dan zo mooi zegt, is dat ik hier woon. Met jou. Stelletje homofoben.’ Jack draaide zich om en liep de keuken uit.
Diederik zuchtte. ‘Waar ga je heen?’
‘Pissen!’ riep Jack vanuit de gang.
Niet veel later klonk het geluid van de wc-deur die op slot werd gedraaid.
Diederik draaide het gas onder de pannen uit. Terwijl hij de aardappels op tafel zette, vroeg hij zich af of Jack gelijk had. Zijn buren leken inderdaad erg onhebbelijk tegenover hen – maar misschien waaide het vanzelf over.

‘Je was heel overtuigend,’ zei Jack de volgende dag tegen Hanna. ‘Ik ging er zélf bijna in geloven.’
Hanna glimlachte. Ze kroop dichter tegen hem aan. ‘Diederik heeft niets door?’
‘Ik wil hem niet kwetsen.’
‘Nooit gedacht dat ik met een bi in bed zou duiken.’
‘Bevalt het?’
‘Hm.’ Hanna’s glimlach verbreedde. ‘Heb ik toch nog iets aan je gedaan.’
Jack grijnsde terug. ‘Net als Diederik.’
Hanna keek hem even geschokt aan, maar schoot toen in de lach.
Jack lachte met haar mee.

Thursday, August 9, 2012

Haiku / senryu

Weer wat geleerd vandaag - maar eigenlijk weet ik niet goed of mijn "hersenspinsel" een haiku of een senryu is. Ach. Ik plaats 'm hier, kan iedereen voor zichzelf oordelen:

zwetend in de zon
bloed stroomt hard door het lichaam
kille zenuwen

Wednesday, July 18, 2012

Terug naar de tekentafel

Ik baal wel een beetje, maar tegelijkertijd ben ik ook een beetje trots. Ik kreeg vandaag deze reactie van de uitgeverij:

We zien evenwel geen mogelijkheid tot uitgave in ons fantasyfonds. Het mansucript is goed geschreven, maar de setting is niet voldoende uitgewerkt: het is niet duidelijk hoe het land, de samenleving en de verschillende volkeren in elkaar zitten.

Helaas, dus. Ik weet nog niet hoe ik e.e.a. ga aanpassen in het boek. Voorlopig ga ik me eerst even op mijn studie storten. In ieder geval ben ik blij dat ik het naar WB Fantasy heb gestuurd - die uitgeverij komt haar beloftes na; ik had binnen 3 maanden reactie en inhoudelijk kan ik daar ook nog wat mee. Ik kan terug naar de tekentafel. Nu nog uit zien te vogelen hoe ik dat ga aanpakken.

Tuesday, July 17, 2012

Au... au au AU!

Vandaag fietste ik nietsvermoedend met mijn post over straat. Ik weet - 's zomers heb je last van ongedierte. Spinnen, wespen, bijen, rupsen, alles kom ik tegen. (Zelfs vrijende slakken, helaas, maar dat even terzijde.) Toch weet ik alles normaalgesproken redelijk goed te vermijden. Ik maak spinnenwebben kapot met de enveloppen die ik toevallig vast heb (sorry mensen, als er een web aan je post hangt, dan weet je waar het door komt) en ik ontwijk de rest zo goed als dat gaat.
Tot vandaag.
Ik was amper weg bij het depot, of ik voelde een beest in m'n shirt schieten. Dat is op zich al irritant, maar daar bleef het niet bij. Dat kleine onding begon nog te steken ook! Zit ik daar, op m'n fiets, volgeladen met post - en er zit een béést in m'n shirt, op m'n rug, te steken! Terwijl ik met één hand trachtte om mijn evenwicht te behouden, joeg ik met mijn andere hand, zonder succes, op dat kleine kreng. Dat leidde nergens toe, dus hup - fiets aan de kant gekwakt, tas er bovenop, en met twee handen proberen om dat beest uit mijn shirt te krijgen. Onder het slaken van een welgemeend "Au!" zo nu en dan.
Ik voelde me een tekenfilmfiguur. De vriendelijke meneer die mij zo zag klooien, pal voor zijn huis, vroeg toch ook maar even of alles wel goed ging. Inmiddels voelde ik geen onverwachte, pijnlijke steken meer, dus toen ging het al een stuk beter.
Wat het was? Geen idee. Maar toen ik thuis was, zag ik aan de rode plekken op mijn rug dat er wel degelijk iets had gezeten. Brrrr. Ik krijg er nog de kriebels van als ik eraan denk.

Friday, July 6, 2012

Longlist bekend



Een aantal weken geleden heb ik mijn inzending voor de Tropische Schrijfwedstrijd ingestuurd. Vandaag werd de zogenaamde "longlist" bekend gemaakt - de kanshebbers op de eerste plaats in de Tropische Schrijfwedstrijd. Je kon een schrijfcursus, e-reader en boekenpakket (dat is allemaal één prijs) winnen. Eigenlijk zag ik die schrijfcursus wel zitten... maar helaas, ik sta niet op de longlist. Dus ik maak geen kans meer.

Ik vind het wel jammer dat ik er (voor zover ik weet) nooit achter zal komen waar mijn verhaal dan ergens geëindigd is. Het biedt wel wat troost dat er meer dan 100 (!) inzendingen waren. Dat is dus voor het eerst dat ik aan zo'n grote wedstrijd heb meegedaan - de UA en de PTA waren veel kleiner.

Voor de geïnteresseerden, hier is het volledige nieuwsbericht:

Longlist Tropische Schrijfwedstrijd bekend

Thursday, July 5, 2012

Schrijfdoedel - De Juiste Indruk


Doedel 11 – Een man staat op het punt om te bungeejumpen om indruk op iemand te maken, ondanks het feit dat hij zijn hele leven lang al kampt met ontzettende hoogtevrees.

Rik keek naar zijn voeten. De punten van zijn veel te dure leren schoenen staken over de rand van de bak. Achter hem vroeg Michael, de eigenaar van de bungeejumplocatie, aan hem of hij er klaar voor was.
Ergens ver onder hem, op de pier, stond Anna. Rik kon haar niet zien, maar hij wist dat ze er was, in haar zomerjurk. Zou de wind haar jurk optillen? Zou ze naar boven turen, om te zien hoe hij het deed? Of zou ze ongeïnteresseerd naar een stel kinderen staan te kijken, dat een spel speelde in de golven?
‘Het is best hoog,’ zei Rik. Hij hoorde zelf dat zijn stem hoger was dan normaal. Snel schraapte hij zijn keel. ‘Hoe hoog stonden we ook alweer?’
De punten van zijn schoenen leken dichterbij te komen, om daarna weer verder weg te zweven. Rik zag de hele wereld wiebelen. Hij slikte, kneep zijn ogen een moment dicht, opende ze weer. De wereld was weer rustig. Alleen de bak, waarin ze omhoog gehesen waren, schommelde lichtjes op de nauwelijks waarneembare wind.
‘Zestig meter,’ zei Michael. ‘Neem rustig de tijd, hoor.’
Rik knikte. Hij dacht aan Anna. Aan haar gulle lach, aan haar slanke lichaam. Aan de sproetjes op haar wangen. Veertien jaar waren ze samen. In die veertien jaar had hij steeds minder van haar lach gezien en steeds meer van haar verwijten gehoord. Over zijn eetgewoontes, over zijn werk – eigenlijk over alles. Zelfs zijn hoogtevrees was gretig slachtoffer van haar spottende stem.
Opnieuw wierp hij een blik naar beneden. De zee klotste tegen de rotsen onder hem. Vér onder hem.
Waar was hij mee bezig?
Voorzichtig stapte hij een pas terug. Hij wreef het zweet van zijn voorhoofd en keek Michael verontschuldigend aan. ‘Ik geloof toch dat dit ‘m niet gaat worden.’
Michael haalde zijn schouders op. ‘Dat gebeurt vaker. Maak je niet druk. Terug naar beneden?’
Rik bestudeerde de helderblauwe ogen van de gespierde man tegenover hem. Die man had een eerlijke blik; een blik die Rik bij zichzelf al jaren niet meer had gezien, omdat hij zichzelf iedere dag opnieuw voorloog. En in Anna’s ogen zag hij niets dan minachting.
Nee, ze zou niet naar hem kijken. Waarschijnlijk had ze een knappe surfer gezien, die haar aandacht had getrokken.
Rik fronste. ‘Weet je, ik doe het gewoon. Voor alles is een eerste keer, toch?’
Michael grijnsde. ‘Mooi! Hier ga je geen spijt van krijgen!’
Rik grijnsde terug.
Hij gilde, onderweg naar beneden. Zodra het touw hem terug omhoog rukte, lachte hij.
Vlak voordat hij sprong, had hij besloten dat hij zou scheiden. Bij de gedachte aan Anna’s gezicht, als hij haar dát zou vertellen, lachte hij nog harder.

Tuesday, July 3, 2012

Kowalski, statusrapport!

Tsja, dit weekend was er een pinguïnmarathon op Nickelodeon. Eén van de beste series van dit moment; de pinguïns van Madagaskar...

Maar dus even een kleine update. Ik heb mijn examen gehaald, zowel voor N-E als voor E-N had ik een 6. Was het een 6,4 of een 5,6? Ik zal het nooit weten. Maakt ook niet uit; ik ben alweer druk bezig in het tweede leerjaar, mijn huiswerk gaat meestal goed, dus de studie gaat wel lekker.

Ondertussen hebben we trouwens de rekening van de bakker (van de bruidstaart) gekregen. In tweevoud. Ik vond een excuus meer op z'n plaats, eigenlijk...

Friday, June 29, 2012

Nieuwe doedel

Ik vind 'm een stuk minder leuk dan de vorige, maar ik vond de opdracht ook lastiger: 

Schrijfdoedel #10: Een vrouw die vanaf geboorte doof is, wordt op een dag wakker door het geluid van een sirene.

Heel haar leven had ze niets dan stilte gekend. Onmetelijke stilte.
Nu werd die stilte vervangen door het keiharde geblèr van een sirene – een geluid dat haar vreemd was, zoals alle geluiden haar vreemd waren.
Joyce schoot overeind. Ze klemde haar handen tegen haar oren, in een poging om het geluid buiten te houden dat stalen pinnen van pijn in haar hersenen dreef. In paniek probeerde ze uit bed te springen, maar haar benen zaten verstrikt in de deken. Met een harde bonk viel ze naast haar bed.
Haar ogen werden groot van schrik. Ze zwiepte de deken weg. Ontstelt merkte ze dat ook de deken geluid maakte.
Wat is dit? Ik HOOR!
Maar als dit was hoe de wereld klonk, dan was ze liever doof.
De sirene hield aan. Joyce kromp ineen, trok haar kussen van het bed en klemde die over haar hoofd, zodat het geluid iets werd gedempt. Zo bleef ze enkele minuten zitten – met haar kussen stevig op haar hoofd gedrukt, stijf als een wild dier dat plotseling in een stel koplampen kijkt.
Na een tijdje stond ze op. Ze keek op de wekker; half drie ’s nachts.
Langzaam liep ze naar het raam. Met haar elleboog duwde ze het gordijn opzij, zodat ze naar buiten kon kijken. Haar eigen achtertuin lag er vredig bij. Verderop zag ze een kat over een schutting lopen.
Dit kan niet goed zijn. Hoort iedereen die herrie?
Niets wees erop dat er iets raars aan de hand was. Er kwamen geen mensen verschrikt hun huizen uit rennen. De kat was zelfs op de schutting gaan zitten, waar het aanzienlijke achterste van het beest de zwaartekracht tartte.
Verward draaide Joyce zich weer om. Ze snakte naar adem toen het geluid aanzwol. Haar hoofd bonkte. Ze strompelde enkele passen de kamer door, viel op haar knieën en schreeuwde. De sirene overstemde echter het geluid van haar schreeuw. Met tranen in haar ogen kroop ze verder. Voor haar gevoel duurde het een eeuwigheid om haar bed weer te bereiken. Ze trok zichzelf omhoog aan het voeteneind, keek op en verstijfde voor de tweede keer die nacht.
In haar hoofd, vlak achter haar linkeroog, voelde ze een korte, scherpe pijn, als van een hevige migraineaanval. Dat was het laatste wat ze voelde.
Joyce verloor de grip op het bed. Haar vingers gleden weg, machteloos. Ze viel op de grond. Grote handen draaiden haar om, een hamer ging voor de tweede keer naar haar hoofd. Vlak voordat de inbreker haar dood sloeg, dacht Joyce aan de operatie die ze een week eerder had ondergaan. Experimentele, nieuwe technieken. Blijkbaar had het gewerkt. Net als haar inbraakalarm kennelijk prima werkte.

Monday, June 25, 2012

Schrijfdoedel


Op de één of andere manier weet ik er altijd wel weer een vreemde draai aan te geven... Sinds kort zit ik een beetje rond te neuzen op schrijvenonline.org . Daar is ook een leuk forum te vinden, met onder andere het onderdeel "schrijfdoedels". Zoals het op de site staat: Schrijfdoedel is een wekelijkse schrijfopdracht voor een scène, verhaalfragment of kort verhaal in de vorm van een gegeven of een eerste zin.
Het mag niet langer zijn dan 500 woorden.

Ik heb me er ook aan gewaagd. Gewoon, voor de lol. De opdracht: De schrijfdoedel van deze week is:
Je stapt in de lift met je ex. Na een paar verdiepingen blijft plots de lift hangen.

Mijn uitwerking:

‘Euh…’
Ik kijk Rogier aan. Typisch iets voor hem – al valt er een olifant uit de lucht, meestal komt er niets anders uit dan een stompzinnig ‘euh’.
Rogier grijnst zenuwachtig, waarna hij voor de derde keer lukraak op wat liftknopjes ramt.
‘Dat helpt niet,’ zeg ik. Ik reik langs hem en duw op de noodknop. Niks.
‘Dat blijkbaar ook niet,’ merkt Rogier op.
Ik werp hem een hatelijke blik toe. ‘Weet jij iets beters?’
Hij wijst naar het telefoonnummer dat onder de knopjes staat. ‘Je zou dat kunnen proberen.’
Ik zucht. Vervolgens duw ik hem mijn telefoon onder zijn neus. ‘Geen bereik, slimmerik. Daar had ik ook al aan gedacht.’
‘O.’ Hij wipt heen even heen en weer. ‘Dan zit er niets anders op dan te wachten.’
‘Fijn.’ Ik herhaal zijn eerdere destructieneiging en sla tegen de knoppen. ‘Verdomme…’
‘Heb je haast?’
Ik snuif. Dat is niet iets wat ik normaal vaak doe, maar op dat moment kan ik niets beters verzinnen om mijn minachting voor hem duidelijk te maken. ‘Ja! Ik heb haast ja! In tegenstelling tot sommige mensen heb ik wél werk – en daar ben ik naar op weg! Toevallig!’
‘O, nou, sorry hoor.’ Rogier stapt achteruit, met zijn handen half omhoog geheven, alsof hij zich overgeeft. ‘Ik wist niet dat je kwaad werd.’
Ik vloek nog een keer. Uiteindelijk wrijf ik een keer door mijn haar, waarna ik hem nog eens aankijk. ‘Wat doe jij hier eigenlijk?’ vraag ik.
‘Werken,’ antwoordt Rogier.
Ik frons. Een jaar eerder had ik het uitgemaakt met Rogier, juist omdat hij het verdomde om werk te zoeken. Dus waar had hij het over? ‘Ben je van je geloof gevallen?’ vraag ik.
‘Nee.’ Hij grijnst. Grote tanden, blikkerend in het licht. ‘Ik denk dat ik eindelijk iets heb gevonden wat ik leuk vind.’
‘Wat…’ Op dat moment trekt Rogier een pistool tevoorschijn. Ik zie dat er een geluidsdemper op zit. Ik staar hem aan, geschokt. ‘Rogier… waar ben je mee bezig?’
‘Mijn werk, schat. Niks persoonlijks.’ Met die woorden haalt hij de trekker over.

Thursday, June 21, 2012

Milkshake! ... :(

Kwart over zes vanochtend; ik stommel door het huis, op zoek naar Strepsils. Als ik ze even later heb gevonden, kruip ik maar weer terug in bed. Slapen zit er niet meer in, dus dan maar verder in het boek dat ik aan het lezen ben en dat superspannend zou moeten zijn, maar dat slechts matig spannend is.
Keelpijn... negen van de tien keer is het (bij mij althans) een voorbode van een fikse verkoudheid. Milkshakes en vruchtensapjes helpen redelijk, Strepsils werken nog altijd het beste. De komende dagen zal ik wel veel sap achterover slaan :(

Friday, June 8, 2012

Vandaag niet... morgen ook niet...

Moet dat nu ECHT zo lang duren? Inmiddels zit ik op ruim 11 weken - aanstaande dinsdag is het precies 12 weken geleden dat ik examen heb gedaan voor m'n propedeuse. En ik wéét dat het niet aan de eerste correctors ligt, want die hebben het na 2 weken nagekeken. Dus blijft over dat er dan waarschijnlijk voor sommige studenten nog een 3e correctie aan te pas komt, waarna de hele zooi natuurlijk weer heen en weer gestuurd wordt... maar hoe ik het ook bekijk, het is voor mij moeilijk te bevatten waarom het verdorie 12 weken moet duren!
Ik ga toch nog maar eens een keer bellen. Kijken of ik het examenbureau aan de lijn kan krijgen... een uitleg zou ik fijn vinden.

Thursday, May 24, 2012

Bloemetje!

Zit ik hier rustig aan tafel, gaat de deurbel. De verschillende mogelijkheden schieten door mijn hoofd: Jehova-getuigen (nee, te warm), collecte (zou kunnen, het is etenstijd) of andere lastige mensen. Maar nee! De man van de bloemisterij hier in Naaldwijk staat voor m'n deur, met een leuke bos bloemen. Het moet niet gekker worden. Straks ga ik er nog aan wennen! Van mijn werk had ik ook al een bos gekregen, immers...
Natuurlijk neem ik mijn bosje bloemen vrolijk aan. Nieuwsgierig zoek ik het kaartje... en wat blijkt? De bos is afkomstig van Atlanta Bruidsmode! Zouden ze zich toch een beetje schamen? Ik vermoed van wel. Het lijkt me niet dat ze ieder bruidje een bos bloemen sturen... (Alleen de bruidjes waarvan ze de sluier een keer verkeerd hangen/kwijt raken, waarvan diezelfde sluier vervolgens bij de volgende pas ineens gescheurd is en dus weggegooid kan worden... van die bruidjes waarbij er, de dag voor het trouwen, een giga-vlek in de jurk zat....)

Inmiddels hebben we wel keurig het verschil in sluierkosten (tsja, sluier nummer twee was niet zo duur als sluier nummer één) op de rekening gestort gekregen. En nu hebben ze ook nog een bloemetje gestuurd. Dat vind ik dan toch nog wel netjes. Maar euh... misschien kunnen ze daar in die winkel in het vervolg gewoon iets beter opletten. Scheelt een hoop ellende :)


Thursday, May 17, 2012

Disneyland Parijs

Afgelopen dagen (maandag, dinsdag en woensdag) ben ik met Danny op huwelijksreis geweest, naar Disneyland. Dat was erg leuk - en erg duur! Een cheeseburger; €7,30! Om maar iets te noemen....


We hebben wel lol gehad. De Hollywood Tower Hotel (Tower of Terror) was heel gaaf, zo'n vrije val van een paar verdiepingen is veel leuker dan een achtbaan! Van Space Mountain krijg je namelijk alleen maar hoofdpijn, omdat je zo door elkaar wordt gerammeld. Om het kort te houden: van mij mogen ze die zinloze, tijdrovende tassencontrole aan het begin van de parken afschaffen, de prijzen zijn belachelijk hoog, maar de attracties zijn wel erg leuk. En soms is een souvenirwinkel ook een attractie...

Tuesday, May 8, 2012

Opgestuurd!

Mijn manuscript ligt bij de uitgeverij. Ik heb al keurig netjes een mailtje teruggekregen: "We hebben het in goede orde ontvangen en zullen je binnen drie maanden meer laten weten."

Nou... dan zit er niets anders meer op dan te wachten. Het is net mijn studie; op de examenuitslag zit ik ook nog te wachten, maar dat kan óók drie maanden duren. En aangezien ik op 20 maart examen heb gedaan...

Pfff... hopelijk is al dat wachten niet vergeefs :)

Saturday, May 5, 2012

Foto's

Hier een link naar de foto's van ons huwelijk, gemaakt door Aad:

Foto's klik hier

Thursday, May 3, 2012

2 mei 2012

Ik moet er nog wel even aan wennen hoor, dat ik nu als mevrouw Paap door het leven mag gaan... (behalve natuurlijk in het paspoort enzo, dat is nu eenmaal niet in ons landje). Maar het was een leuke dag gisteren!

De ochtend begon met een klein beetje zon - perfect voor de foto's. Van de fotograaf heb ik die nog niet, dat duurt wel een paar weken. Zodra ik foto's van familie digitaal heb, zal ik er een paar posten.
Met het weer hadden we erg veel geluk; pas 's middags, na het trouwen en ná de rondreis - in de boot - door het Westland, begon het te regenen en te onweren, maar daar hebben we weinig last van gehad.

Tijdens de rondreis hebben we een héle lekkere taart op, gemaakt door m'n zus Ramona - die kan dat net zo goed als de bakker hoor! Misschien wel beter.... want 's avonds zouden we een hele mooie bruidstaart krijgen, door de 'meesterbakker' gebakken... maar er kwam geen taart... en er kwam geen taart... was die sukkel de hele bestelling kwijt!! Grmbl... uiteindelijk is er een taart gekomen als 'toetje', rond 11 uur. Eigenlijk was dat precies het soort taart dat we absoluut niet wilden: een traditionele, op zo'n plateau, met van die stijve poppetjes.... geen poppetje met rood haar, zoals we hadden uitgekozen, geen chocoladetaart... geen roosjes op een rode loper op de taart.... en daar baal ik wel een beetje van. Dus ben ik extra blij met Ramona, die ook een perfecte taart kan maken!

Gisterenavond (of eigenlijk nacht) hebben we heerlijk geslapen in het Carlton Hotel hier in Naaldwijk. Dat was een cadeautje van Danny's collega's, waar we héél erg blij mee waren. Toch fijn, als je gewoon kunt douchen :) We hebben lekker uitgeslapen, heerlijk ontbeten - en nu zijn wel al een tijdje weer thuis, natuurlijk. Alle kaarten en de cadeautjes hebben we vandaag bewonderd. Het dressoir staat vol!

En om alles nog af te maken, kregen we vandaag ook nog een mooie bos bloemen van mijn werk - heel toevallig met rozen en calla's, ook toevallig - de rozen die we hadden in het bruidsboeket!

Om een lang verhaal kort te maken: Ik heb een geweldige dag gehad! Iedereen bedankt!

(En aangezien ik nog even zelf geen foto's heb van mezelf :P hier wat foto's; van de kaarten, van het boeddha beeld dat we van iedereen van karate hebben gekregen - gaaf!!! - en van de bos bloemen die vandaag ineens kwam.)



Thursday, April 26, 2012

Het dondert en het bliksemt!

Onweer! Het dondert en het regent - gelukkig zit ik binnen.
Vandaag is de container, met de oude badkamer én nog wat zooi uit de schuur, opgehaald. De 'nieuwe' badkamer staat klaar voor de tegels, maar de tegels zijn er nog niet. Dat is eigenlijk wel mooi: dat geeft ons een paar dagen rust, en volgende week woensdag gaan we natuurlijk trouwen, dus dan kan er ook niet geklust worden. Kan ik het hier weer een beetje op orde krijgen zo, voordat de visite woensdag voor de deur staat :)

Maar nu even niet. Nu zit ik op de bank, een beetje te typen. Ik ben behoorlijk afgebrand en ik heb een fijn begin van hoofdpijn, dus nu wil ik gewoon lekker schrijven - even rust. Ik heb thee, ik heb bueno en buiten regent het, maar ik zit droog - wat wil een mens nog meer?

Tuesday, April 17, 2012

Trouwen, Verbouwen & Van Elkaar Houden!

That about sums it up... Vandaag is de elektricien geweest. De elektriciteit in de badkamer (stopcontacten, wandlampje, lampje boven de wastafel - spotjes!) gaat mooi worden! Geen rare losse dingen meer, verwerkt achter gipsplaten - nu we een muur hebben ontdekt achter al dat gips, zitten de leidingen daar nu in. De elektricien heeft keurig een stukje uitgeslepen, waar nu de leidingen in zitten. En we krijgen normale schakelaars. Ook fijn :) Bovendien zit alles in de badkamer nu GOED geaard.

Na de elektricien, die overdag is geweest, komt dadelijk de ambtenaar burgerlijke stand. Om ons huwelijk door te spreken. Die komt gewoon op huisbezoek, dus dat is ook handig! Niet dat het gemeentehuis voor ons ver weg is, maar toch ;) Ik stel het wel op prijs. En nu is het huis meteen weer aan kant (op onze badkamer na).

Dus we zijn aan het verbouwen, we zijn bezig met de voorbereidingen voor ons trouwen - en ondertussen blijven we gewoon lekker van elkaar houden :D

Tuesday, April 10, 2012

Pasen? Oja, pasen!

Heb ik daar eens lekker bijna niets van meegekregen! Wij waren hier op 1e en 2e paasdag heerlijk aan het slopen. Resultaat: een gesloopte badkamer die ineens een stuk groter is. Op sommige plekken kwamen er drie lagen van de muur! Gipsplaat én twee lagen tegels. Geen wonder dat alles bobbelig was!

Hier een indruk van hoe dat eruitzag nadat blauwe mozaïektegels+gipsplaat er al af waren, dit kwam er dus onderuit:


Maar euh... Pasen? Nee, daar heb ik dit jaar weinig van meegekregen. En ik kan niet zeggen dat ik dat echt erg vond. Gelovig ben ik niet, dus blijft alleen de 'het-is-lente' reden over om pasen te vieren - nou, met deze grote schoonmaak lukt dat ook wel!

Tuesday, April 3, 2012

Gipsplaten en Holle Wanden

De muren van ons huis zijn voor het grootste deel hol. Gemaakt van gipsplaten, met daarachter - heel weinig. Lucht, meestal. Als ik een fotootje op wil hangen, moet ik een hollewandplug en een schroef van 3 centimeter gebruiken, anders dondert het hele zaakje weer net zo hard naar beneden.

Zo ook de badkamer. Vandaag stond de aannemer, met een steeds verbaasdere blik op zijn gezicht, op de muren te kloppen. Hol. Gipsplaat, met daarop erg scheefgeplakte tegels. Da's nog niet het ergste; er zitten flinke hoogteverschillen in ook. Het is niet zo dat onze muren recht zijn; nee, dat golft. Net als de vloer. Er is niets recht, alles is schots en scheef. Over dat prutswerk heen tegelen zou gekkenwerk zijn, eigenlijk. En dat had ik ook al bedacht, dat dat niet zou gaan. Ik ben ook niet gek.

Betekent wél dat we dan dus moeten slopen. Alle tegels eraf. Gipsplaten eraf. Nieuwe gipsplaten erop, nieuwe rachels, nieuw alles.
Maar 2 mei trouwen we. En dan? Niet douchen tot aan het huwelijk - en daarna pas gaan slopen en bouwen? Of nu gaan slopen en vast beginnen, en de dagen rondom het huwelijk maar even in een hotel kruipen ofzo? Ik heb eigenlijk weinig zin om nog 2 maanden (want daar komt het minstens op neer, als we nog een maand wachten) zonder douche te zitten.
Pfff.... gedoe. Oplossingen zijn er wel, maar ja...
Weet je wat straks ook hol is, behalve onze muren? Juist. Onze bankrekening.

Saturday, March 31, 2012

Paul Harland Prijs

De Paul Harland Prijs is de oudste en meest gerenommeerde schrijfwedstrijd voor verhalen in de genres sciencefiction, fantasy en horror in het Nederlandse taalgebied (tot 10.000 woorden).

Zo staat het in ieder geval op de site: Paul Harland Prijs
En dat is natuurlijk leuk, of super, of geweldig - of hoe je het ook maar noemen wilt... maar áls ik meedoe, wil ik dit keer eigenlijk wel een goed verhaal insturen. Geen halfslachtige fantasy, zoals mijn inzending voor de UA. En ja, ik heb een verhaal liggen... maar nee, dat is 'm ook niet helemaal. Die moet gewoon lekker op m'n pc blijven staan en daar verder nooit vanaf komen. Voer voor de 'oefenruimte', meer niet.

Vandaag heb ik nog zitten sleutelen aan een tweede verhaal, maar ook dit verhaal heeft last van mijn drift-tot-het-insturen-van-iets-goeds: ik twijfel. Ik twijfel aan de kwaliteit van het verhaal. Nu heb ik dat al heel snel, maar toch... misschien toch maar even verder denken. Juli is tenslotte nog ver weg...

Sunday, March 25, 2012

Schrijfkriebels door Unleash Award

De meeste mensen krijgen lentekriebels. Ik krijg schrijfkriebels.

Gisteren was de uitslag van de Unleash Award. Ik verwachtte er niet veel van, want het verhaal dat ik had ingestuurd, was niet al te best. Ik heb dat in december geschreven, maar eigenlijk was ik veel meer bezig met mijn manuscript van mijn boek dan met dat verhaal. Ben ik toch nog 23e geworden (van de 77)! En derde beste nieuwkomer, dat is ook wel weer leuk.

Het allerleukste vond ik eigenlijk toch wel dat mijn verhaal gelezen werd (had ik dat van te voren geweten, dan had ik wellicht beter m'n best gedaan :P) door Tais Teng! En om van Tais Teng 'soepele stijl' als commentaar te krijgen, dat is tóch mooi :) Jammer vond ik wel dat het jurycommentaar in 2 van de 3 gevallen érg kort was, maar goed, je kunt niet alles hebben. En ik ben het met ze eens, dus veel meer valt er niet over te zeggen ook. Als vingeroefening was het geslaagd, verder ga ik er niet meer naar kijken ;)

Maar door die Unleash Award kreeg ik weer schrijfkriebels. En vandaag het resultaat; ik heb de ruwe versie van de proloog af - de proloog voor boek nr. 3, welteverstaan....

En dat terwijl ik boek 1 nog moet opsturen en boek 2 nog moet nakijken. Ik heb ook eigenlijk niet de planning om hard aan deel 3 te gaan werken, maar ja... die kriebels....

Monday, March 19, 2012

Just another story...

LOI-huiswerk: eerste en laatste zin waren gegeven. Dus die zijn niet van mij ;) de rest wel...

“Do you do that often?” she asked with curiosity.
Thomas dropped the dead body onto the floor. He licked his lips, wiped the sweat from his forehead and shrugged. “It’s not a habit, if that’s what you mean.”
July looked at the man her brother had just killed. She knew that killing the reporter had become inevitable. But she never expected Thomas to kill with this ease. She always thought he was gentle, even a bit soft maybe. In the last five minutes, she had learned more about her brother than she did during the last century. She wondered what else he could hide from her, and the answer was very simple and very disturbing: if he wanted, he could hide almost anything.
“We should hurry,” Thomas said.
She nodded, but she couldn’t take her eyes off the reporter. The gaping wound in his neck was still bleeding. Blood seeped on the dusty floor, leaving stains on the old carpet.
“There’s no time for that. Besides, he will not be very tasty, since he’s already dead.”
She glanced at him. He was right. Blood from a dead person wasn’t nearly as good as blood from someone who was still alive, but her thirst was overwhelming.
Thomas grabbed her arm and pulled her away from the dead reporter. He led her through the empty house, as if she were a five-year-old.
They walked in silence, until they were outside, standing in the slowly descending snowflakes.
“How long will it take them to find him?” July asked. She shivered – temperature dropped rapidly, and her thin coat wasn’t enough to keep her warm.
Thomas put his arms around her. He looked at the old house. Centuries ago, it belonged to them. When they were still human, when people loved to come by, when they still had friends and family. Now, they only had each other. The reporter somehow found out their resemblance to Lord and Lady Stapleford and he had asked questions about them, not knowing he was actually talking to the people he was interested in.
If the reporter had left it at asking questions in the pub, he would have survived. But Thomas could not let him go. Not after the reporter had suddenly appeared on their doorstep, peering through the cracked window. The man saw them, as they were having a meal. A meal consisting of two foxes they had caught – they preferred animals over humans, not because animals tasted better, but because humans were high-risk victims.
“I think his wife will start searching for him pretty soon, but if it keeps snowing, it could take them a while.”
July sighed. “We can never come back here, can we?”
“No. We have to go.”
“I really loved this house.”
“Me too.”
“It’s a good thing we never furnished it.”
Thomas smiled, but his smile never reached his eyes. It was the second time they left their old house, but this time they could never return. People would recognize them, they would remember the reporter’s story about the old house on top of the hill, and they could fill in the blanks. Thomas and July had been through a witch-hunt before and he didn’t want to go through that again.
He rubbed her arms, in an attempt to make her feel warm. “Sometimes I wish those ridiculous stories they write down in books about us are true,” he said. “I’m sorry, July.”
“Don’t be.” She paused for a moment. “Let’s go somewhere warm. Spain, maybe. Or Italy.”
“You want to go roaming again?”
“Yes. I’ve had it with this life. We’re vampires, we can do whatever we want if we’re careful. We’ve tried to fit in, we’ve tried to live a normal life – this is how that works out. We have to stop fooling ourselves.”
“Maybe we should furnish the next house,” he said.
“Then we’ll have to have money, don’t we?”
“Yeah.” He turned around and started walking. After a few minutes, July followed. They would have to make a choice; people always seemed to feel they were different. They could just drift, as they once did, living off the blood of human beings, robbing those same humans of their money. But they could never stay in one place too long.
“Thomas.”
“Yes.”
“I never thought you could do... what you just did.”
“We are three hundred years old, July. It’s not the first time some idiot got too curious for his own sake.”
“I know, but still...”
“I will never let anything bad happen to you. Just remember that, all right?”
She nodded. Her hand found his and they walked into the night, just as they did hundreds of years before, hand in hand – only this time, they weren’t chased by half a village carrying torches and pitchforks.
In the empty house, the reporter’s body would not be found until the next morning. And while the two vampires vanished in the cold, dark night, snow fell heavily. Gently the snowflakes descended on the empty house.