Schrijfdoedel
15
‘Als
je nu niet iets aan die vriend van je doet, dan doe ik het.’
Hanna
prikte haar vinger tegen de schouder van Diederik. ‘Als je nu niet iets aan die
vriend van je doet, dan doe ik het.’
Diederik
schoot in de lach. ‘En hoe was je dat van plan?’
Hanna
antwoordde niet. Ze draaide zich om en liep terug naar binnen. De deur viel met
een harde knal achter haar dicht.
Diederik
liep hoofdschuddend naar zijn eigen voordeur. Jack stond op hem te wachten, met
zijn armen over elkaar geslagen. Hij leunde nonchalant tegen het kozijn.
‘Wat
nu weer?’ vroeg Jack.
Diederik
stopte. Jack nam de hele deuropening in beslag. Zijn brede postuur zorgde
ervoor dat de meeste buurtbewoners niet klaagden, maar Hanna vormde een uitzondering.
En ze was vasthoudend.
‘Jack,
je jaagt de halve buurt op stang.’ Diederik duwde tegen zijn vriend, wrong zich
langs de massieve spierbundels naar binnen en wreef over zijn eigen schouder
zodra hij door de gang kon lopen. Jack had de pest in. Anders was hij wel opzij
gegaan. Achter zich hoorde hij de deur dicht gaan, maar het geluid was zacht.
Beheerst. Jack was altijd beheerst.
‘Dat
mens van hiernaast moet niet zo zeiken,’ zei Jack, terwijl hij achter Diederik
aan ging.
‘Je
bent tegen haar auto aangereden!’ Hij haalde twee glazen uit een keukenkastje
en plaatste die met een klap op de gedekte tafel. ‘Daar zou ik ook kwaad om
zijn!’
‘Ze
had me ingeklemd!’
‘Leer
dan godver eens een keer rijden! Dan had je daar gewoon uit kunnen draaien!’
Jack
snoof. ‘Alsof ik dat expres deed.’
‘Daar
zie ik je ook nog voor aan. Je hebt al een hekel aan haar sinds je haar voor
het eerst zag.’
‘Ach,
schei toch uit. De enige reden dat ik de buurt op stang jaag, zoals jij dat dan
zo mooi zegt, is dat ik hier woon. Met jou. Stelletje homofoben.’ Jack draaide
zich om en liep de keuken uit.
Diederik
zuchtte. ‘Waar ga je heen?’
‘Pissen!’
riep Jack vanuit de gang.
Niet
veel later klonk het geluid van de wc-deur die op slot werd gedraaid.
Diederik
draaide het gas onder de pannen uit. Terwijl hij de aardappels op tafel zette,
vroeg hij zich af of Jack gelijk had. Zijn buren leken inderdaad erg
onhebbelijk tegenover hen – maar misschien waaide het vanzelf over.
‘Je
was heel overtuigend,’ zei Jack de volgende dag tegen Hanna. ‘Ik ging er zélf
bijna in geloven.’
Hanna
glimlachte. Ze kroop dichter tegen hem aan. ‘Diederik heeft niets door?’
‘Ik
wil hem niet kwetsen.’
‘Nooit
gedacht dat ik met een bi in bed zou duiken.’
‘Bevalt
het?’
‘Hm.’
Hanna’s glimlach verbreedde. ‘Heb ik toch nog iets aan je gedaan.’
Jack
grijnsde terug. ‘Net als Diederik.’
Hanna
keek hem even geschokt aan, maar schoot toen in de lach.
Jack
lachte met haar mee.