Ik
verstar. De deur valt achter me dicht, waardoor het geroezemoes van het café
gedempt wordt. Langzaam stap ik naar de spiegel toe.
Caroline, help!
‘Wat…’
mompel ik. Ik steek mijn hand uit en raak de spiegel aan. Mijn vinger trekt een
veeg door help, waardoor de p er vreemd langgerekt uitziet. Snel
trek ik mijn hand weer terug, maar ik kan mijn ogen niet meer van het glimmende
spiegeloppervlak afhalen.
Er
zit iemand in de spiegel.
Ik
buig me voorover, want ik moet me vergissen. Dit moet mijn eigen spiegelbeeld
zijn, waarschijnlijk zie ik het gewoon verkeerd. Dat zal vast door de vreemde,
schemerige lichtval in het toilet komen.
Dan
komt ze dichterbij. Zij, de vrouw aan de andere kant van de spiegel. Ze drukt
haar hand tegen de binnenkant, alsof het geen spiegel is, maar een ruit. Ik
deins terug, ik hap naar adem en struikel over mijn eigen voeten. Net op tijd
weet ik me vast te grijpen aan de deur van een toilethokje. Dan loop ik weer
naar de spiegel, behoedzaam, met mijn hart bonzend in mijn keel, maar te
nieuwsgierig om mezelf te kunnen bedwingen.
Er
zit écht iemand in de spiegel, daar hoef ik niet over te twijfelen. De vrouw
kijkt me wanhopig aan. Ze is blond, net als ik, maar haar huid is lijkbleek en
haar ogen zijn donker. Zelf heb ik een zongebruinde huid en lichtblauwe ogen.
Met mijn handen leun ik op de wasbak, mijn gezicht breng ik dichter bij de
spiegel. Fronsend probeer ik te begrijpen wat de vrouw me probeert te
vertellen. Haar hoofd is de helft zo klein als mijn spiegelbeeld zou moeten
zijn, als de spiegel dat had laten zien. Ze schreeuwt tegen me en ik schrik voor
de tweede keer als ze ineens met beide handen tegen het glas slaat. Een zachte bonk weerklinkt.
Ik
staar haar aan. Zij is stilgevallen, zowel in haar bewegingen als in haar
geschreeuw. Haar blik is hoopvol. Ze weet het ook. Ik kon dat horen.
Ik
denk geen moment na over de boodschap op de spiegel, die ineens is verdwenen.
Mijn vermogen tot logisch nadenken heb ik de laan uitgestuurd zodra ik iemand
anders dan mijn spiegelbeeld in die spiegel zag. Logica bestaat voor mij niet
meer. Snel trek ik mijn pump uit. Die vrouw moet geholpen worden, ze moet uit
die spiegel en ik ben de enige die dat kan. Zo hard als ik kan, sla ik met de
hak van mijn pump tegen de spiegel. Tot mijn verbazing gaat de hak niet tégen
de spiegel aan, maar er doorheen. Ik zie het gebeuren, maar ik ben niet meer op
tijd om mijn arm terug te trekken.
Nu
kijk ik naar het damestoilet, vanaf mijn kant van de spiegel. Ik wacht. Ik
wacht, totdat ik iemands naam ken. Totdat ik mijn lippenstift kan gebruiken om,
in spiegelbeeld, op mijn kant van de spiegel te schrijven. Alleen een naam
opent de doorgang.
Er
komen hier genoeg vaste klanten…