Doedel 11 – Een man staat op het
punt om te bungeejumpen om indruk op iemand te maken, ondanks het feit dat hij
zijn hele leven lang al kampt met ontzettende hoogtevrees.
Rik
keek naar zijn voeten. De punten van zijn veel te dure leren schoenen staken
over de rand van de bak. Achter hem vroeg Michael, de eigenaar van de
bungeejumplocatie, aan hem of hij er klaar voor was.
Ergens
ver onder hem, op de pier, stond Anna. Rik kon haar niet zien, maar hij wist
dat ze er was, in haar zomerjurk. Zou de wind haar jurk optillen? Zou ze naar
boven turen, om te zien hoe hij het deed? Of zou ze ongeïnteresseerd naar een
stel kinderen staan te kijken, dat een spel speelde in de golven?
‘Het
is best hoog,’ zei Rik. Hij hoorde zelf dat zijn stem hoger was dan normaal.
Snel schraapte hij zijn keel. ‘Hoe hoog stonden we ook alweer?’
De
punten van zijn schoenen leken dichterbij te komen, om daarna weer verder weg
te zweven. Rik zag de hele wereld wiebelen. Hij slikte, kneep zijn ogen een
moment dicht, opende ze weer. De wereld was weer rustig. Alleen de bak, waarin
ze omhoog gehesen waren, schommelde lichtjes op de nauwelijks waarneembare
wind.
‘Zestig
meter,’ zei Michael. ‘Neem rustig de tijd, hoor.’
Rik
knikte. Hij dacht aan Anna. Aan haar gulle lach, aan haar slanke lichaam. Aan
de sproetjes op haar wangen. Veertien jaar waren ze samen. In die veertien jaar
had hij steeds minder van haar lach gezien en steeds meer van haar verwijten
gehoord. Over zijn eetgewoontes, over zijn werk – eigenlijk over alles. Zelfs
zijn hoogtevrees was gretig slachtoffer van haar spottende stem.
Opnieuw
wierp hij een blik naar beneden. De zee klotste tegen de rotsen onder hem. Vér
onder hem.
Waar
was hij mee bezig?
Voorzichtig
stapte hij een pas terug. Hij wreef het zweet van zijn voorhoofd en keek
Michael verontschuldigend aan. ‘Ik geloof toch dat dit ‘m niet gaat worden.’
Michael
haalde zijn schouders op. ‘Dat gebeurt vaker. Maak je niet druk. Terug naar
beneden?’
Rik
bestudeerde de helderblauwe ogen van de gespierde man tegenover hem. Die man
had een eerlijke blik; een blik die Rik bij zichzelf al jaren niet meer had
gezien, omdat hij zichzelf iedere dag opnieuw voorloog. En in Anna’s ogen zag
hij niets dan minachting.
Nee,
ze zou niet naar hem kijken. Waarschijnlijk had ze een knappe surfer gezien,
die haar aandacht had getrokken.
Rik
fronste. ‘Weet je, ik doe het gewoon. Voor alles is een eerste keer, toch?’
Michael
grijnsde. ‘Mooi! Hier ga je geen spijt van krijgen!’
Rik
grijnsde terug.
Hij
gilde, onderweg naar beneden. Zodra het touw hem terug omhoog rukte, lachte
hij.
Vlak voordat hij sprong,
had hij besloten dat hij zou scheiden. Bij de gedachte aan Anna’s gezicht, als
hij haar dát zou vertellen, lachte hij nog harder.