Het is warm. En als het zo warm is, kruip ik doorgaans weg in de veilige, niet-zo-warme leefomgeving waar ik me goed voel; mijn woonkamer dus.
Maar vandaag ging ik even naar Kruidvat.
Even lopen.
Kind in de wagen, parasolletje erbij, hop op pad met die handel.
Alles goed en wel. Ik reken af in de winkel en loop op m'n dooie gemak naar huis. Achter me loopt iemand met een rammelende sleutelbos. Iedere pas die die persoon maakt, hoor ik het gerinkel van die sleutelbos. In een donker bos in het holst van de nacht zou zoiets je de stuipen op het lijf jagen, maar het is midden op de dag en de zon kan bijna niet harder schijnen, dus is het hooguit een irritant geluid.
Thuis aangekomen wil ik mijn telefoon uit mijn tas halen (dat doe ik nu eenmaal altijd) - en dan zie ik dat mijn portemonnee niet meer in mijn tas zit.
Fuck.
Voorvakje gecheckt. Tas nogmaals gecheckt. Luiertas nagekeken, hoewel ik weet dat ik daar echt m'n portemonnee niet in heb gestopt. Tasje met boodschappen nagekeken (beter gezegd: op tafel leeggegooid). Niks. Geen portemonnee.
Fuck.
Wel breekt de sleutelhanger af die aan de rits zit van het vakje waar mijn portemonnee doorgaans in zit. Te hard aan getrokken, wellicht?
FUCK!
Mijn oververhitte hersenen draaien op dat moment op volle toeren en komen met de volgende informatie op de proppen:
- Die portemonnee moet je naast je tas hebben gestopt met je domme hoofd, dat is goed mogelijk.
- Het ding ligt waarschijnlijk nog in het Kruidvat.
- Erg veel contant geld zat er niet in, misschien iets meer dan tien euro. Da's geen ramp.
- Pinpas zit er wel in, maar ook dat overleef ik wel.
- Klotezooi, die portemonnee zélf was aardig duur.
- Misschien is-ie er onderweg op de een of ander manier uitgevallen.
- Dat onheilspellende gerinkel van die sleutelbos onderweg ook, weet je zeker dat je niet bent gerold?
- TERUG dus.
Welja. Terug. Hup, kind weer naar buiten (die vond dat niet erg) en in snelle wandelpas terug naar Kruidvat. Daar meteen gevraagd of er geen portemonnee was gevonden.
Nee, dat was niet zo.
FUCK, dacht ik. Blijkbaar sprak mijn gezicht dat uit.
Medewerkster keek mij nog eens aan. 'Maar u hebt er hier toch net mee afgerekend?'
Ik had bewondering voor haar geheugen. Maar ik ben ook zo iemand (rood haar, kinderwagen met parasolletje, waarschijnlijk een rode kop ook nog, want dat heb ik als ik in die hitte ga lopen, en als ik 'm niet kwijt ben een rode portemonnee) die je onthoudt.
Ja, ik had er net mee afgerekend.
Oké, ze ging eens even mee kijken. Of ik zeker wist dat-ie niet in mijn tas zat?
Nee. Ook niet in de luiertas, kijk. Maar -
Ineens schiet het beeld te binnen dat mij eerder niet te binnen wilde schieten. Dat ik iets in dat vakje aan de achterkant van mijn tas stop, waar ik normaal alleen een plastic tas in bewaar die ik altijd bij me heb voor als ik eens een boodschappentas vergeet mee te nemen naar de supermarkt of zo.
DAT STOMME VAKJE AAN DE ACHTERKANT!
Ja hoor, daar zat-ie in.
Was mijn hoofd eerder niet rood, dan was dat nu ongetwijfeld wel zo.
Deze hitte is niet goed voor mijn hoofd. En mijn volgende tas wordt er een met minder vakjes.