Het is natuurlijk maar een verhaaltje, en zoiets zal nooit gebeuren... toch?
De baby huilde. Steeds weer duwde ze de fles weg
die de zuster haar gaf. Haar handjes grepen naar haar moeder, die in de
deuropening van de kamer stond en op haar nagel beet.
‘Kom, dit is niet goed voor het kleintje,’ zei de
tweede zuster.
De moeder keek naar haar kind. ‘Kan ik haar niet
aanleggen?’
‘Nee, nee,’ zei de tweede zuster. Ze legde een
hand op de schouder van de moeder. ‘De speentjes van tegenwoordig zijn perfect
gemaakt om de stand van de kaakjes niet nadelig te beïnvloeden. En zo kunt u
ook geen spruw of borstontsteking krijgen en uw kindje kan ook eens door een
ander worden gevoed. Dat is beter voor haar ontwikkeling.’
De moeder knikte, maar haar ogen bleven op haar
inmiddels krijsende kind gericht. ‘Maar ik wil het graag zelf doen. Ik vind het
niet erg…’
De zuster die het kindje probeerde te voeden, keek
op. ‘De overheidsprogramma’s zijn zwaar bevochten, mevrouw. De beste
psychologen en pedagogen zullen met uw dochtertje werken. Hebt u daarvoor
geleerd?’
‘Nee.’
‘Kom,’ zei de tweede zuster weer.
‘Maar kan ik haar dan niet nu…’
‘U moet zich niet zo veel aan uw kindje hechten,’
zei de eerste zuster streng. ‘Dat is niet goed voor u. Hoe moet ze dan ooit
zelfstandig worden? Gaat u nu maar lekker beneden uitrusten, dan zorgen wij
voor uw kleintje. Als ze straks in haar eigen bedje lekker ligt te slapen, kunt
u even kijken.’
De moeder sloeg de hand van de tweede zuster weg. ‘Ik
wil haar zelf voeden. Daar zijn mijn borsten voor gemaakt. En ik wil haar zelf
in bed leggen. En zelf opvoeden.’
Er viel een zware stilte. Na een paar seconden
begon de eerste zuster te lachen, een hoog, hikkend geluid dat zo
angstaanjagend was dat zelfs de baby geschrokken stopte met krijsen. Met grote
ogen keek het kleine bundeltje naar het vertrokken gezicht dat boven haar hing.
‘Haal een opnameformulier,’ zei de eerste zuster
tegen de tweede zuster. ‘Mevrouw heeft duidelijk last van ernstige psychische
problemen. Waanbeelden.’
‘Geef me mijn kind.’
‘U bent niet in staat om voor dit kind te zorgen,’
hield de eerste zuster vol.
De tweede zuster haastte zich ondertussen de kamer
uit, een telefoon tegen haar oor gedrukt.
‘Ze heeft liefde nodig.’
‘Liefde is geen onderdeel van de gedrags- en
ontwikkelingskaarten zoals die…’
‘Geef me mijn kind!’ De moeder liep naar de
zuster.
De zuster stond haastig op van de stoel. Het
flesje rolde op de grond. De moeder stak haar hand uit naar haar dochtertje. Op
het moment dat de spuit door de tweede zuster in haar bil werd gestoken,
ontmoetten haar ogen die van haar kind. De baby barstte in huilen uit. De moeder
zakte op de grond.
De eerste zuster schudde haar hoofd. ‘Arm
kleintje. Je moeder snapt het niet, hè. Het is voor jouw bestwil,’ praatte ze,
terwijl ze bukte en het flesje opraapte. Ze draaide zich met haar rug naar de
bewusteloze moeder. ‘Zo kunnen we al vroeg zien of je je toch wel goed
ontwikkelt, en zo leer je veel sneller alles wat je moet leren om een goede
burger te zijn. Ja, hè. We zullen heel goed voor je zorgen, lieverd. Kom, ga nu
maar braaf drinken, deze melk is uitgebreid getest. Je weet nooit of je moeder
niet stiekem wat heeft gedronken. Toe maar, anders gaan we je zo aan een infuus
leggen hoor. Je moet goed groeien. Straks komt de dokter voor wat testjes en
dan zullen we die rare moeder van je wat hulp aanbieden, zodat jij goed terecht
komt.’ Ze snoof. ‘Zelf voeden. Zelf opvoeden! We leven niet meer in de
twintigste eeuw. Nee, hè. Je moet opvoeding wel aan professionals overlaten.’