Ah, een halloween-doedel. Heerlijk! Is mijn verhaal ideaal om rond een kampvuur te vertellen?
Lefgozers
Het schijnsel van de zaklamp danste schokkerig heen en weer
voor hun voeten. Jayden bleef staan en trok zijn broertje aan zijn mouw.
‘Stil eens.’
Geïrriteerd rukte Daniël zich los. ‘Wát?’ snauwde hij.
Jayden richtte de lichtbundel op een rottende boomstam,
enkele meters verderop. ‘Ik hoorde iets.’
‘Schijtluis, echt.’ Daniël deed een poging om de zaklamp af
te pakken, maar Jayden sloeg zijn hand weg.
‘Waag het eens.’
Daniël snoof. ‘Gaan we nog verder of blijven we hier wachten
totdat er spoken opduiken?’
‘Best.’ Jayden liep verder, met grote passen, zodat zijn
broertje bijna moest rennen om hem bij te houden. Hij was een kop groter.
Enkele minuten later knipte Jayden de zaklamp uit. Aarzelend
bleef hij voor de oude blokhut staan. De deur hing scheef in de scharnieren, de
ruimte achter de deur was een zwart, gapend gat.
‘Schijtluis,’ zei Daniël, maar zijn stem was zacht.
Jayden gaf hem een duw naar de deur. ‘Ga jij dan eerst,
lefgozer.’
‘Weet je het zeker? Misschien verander ik wel in een
weerwolf als ik naar binnen ga.’
‘Ha, ha. Ik lach me kapot.’ Maar hij kon de neiging niet
weerstaan om naar boven te kijken, naar de volle maan die als een enorme
satellietschotel boven de bomen hing. Een rilling kroop over zijn rug. ‘Jij
moest hier zo nodig heen,’ herinnerde hij zijn broertje.
‘Kom op zeg. Heb je de camera?’
‘Ja, wat dacht jij dan?’ Het toestel brandde in zijn jaszak.
Het liefst had hij Daniël de camera in zijn handen geduwd om er zelf vandoor te
gaan. Nooit had hij zich zo overduidelijk een stadsjongen gevoeld. Hoe het kon
dat zijn drie jaar jongere broer nergens last van had, kon hij niet begrijpen.
Maar die scheet in zijn broek als hij een presentatie had.
‘Geef hier. Jij hebt de zaklamp al.’
Onmiddellijk gaf Jayden hem de kleine digitale camera.
Daniël zette het toestel aan, bestudeerde hem een ogenblik en leek toen te
beslissen dat hij beter geen geintjes kon uithalen. Zwijgend duwde hij de
deur open. Jayden ging achter hem aan de
hut in.
‘Hier moest het toch zijn? Meteen in de eerste kamer?’
Jayden knikte, besefte dat hij naar een rug stond te kijken
en schraapte zijn keel. ‘Ja.’
‘Ik zie niets. Ja, zooi.’
Ooit hadden er ramen in de kozijnen gestaan, maar die waren
lang geleden kapot gegaan. Het maanlicht scheen door de gaten in de muren. Zonder
het licht van de zaklamp konden ze alles prima zien.
‘Wat is dat?’ Jayden wees naar een hoek van de kamer. Daar
lag een hoop bladeren.
Daniël liep erheen, bukte en slaakte een kreet. Hij sprong
omhoog alsof hij door een wesp was gestoken. ‘Shit!’
‘Wat?’
‘Jayden! Achter je!’
Jayden draaide zich geschrokken om, maar het was vooral
verbazing die door hem heen trok. ‘Maar hij zei dat het een lijk was,’ wist hij
uit te brengen.
Daniëls vinger drukte op de camera. Een flits verlichtte de
blokhut.
Buiten vloog een vogel weg toen de hakbijl suizend neerkwam.