Zijn
ogen waren groot en rond; het leek erop dat ze ieder moment uit hun kassen
konden springen. Hij hield zijn lippen iets van zijn tanden. Vanuit de keel
klonk dreigend gegrom. Zijn blik was op mij gefixeerd, als ik bewoog, volgde
hij mijn bewegingen. Toch moest ik gewoon mijn werk doen, dus ik ging verder.
Ik legde de post naast de kassa, draaide me om en liep de winkel weer uit. Bij
mijn vertrek kwam hij achter me aan. Voor ik het wist deed hij verwoede
pogingen om mijn broek doormidden te scheuren, de moordlust in die bolle,
lelijke ogen, tussen het bijten door woest geblaf.
Ik
schudde de driftige chihuahua van me af en liep verder.
Spijkerbroek
1 – Chihuahua 0.