Saturday, January 18, 2014

Doedel 65 - fantastiek

Verander één aspect van de ons bekende wereld (b.v. magie bestaat, een natuurwet werkt anders, nachtmerries als huisdieren of aliens zijn geland) en schrijf een fantasy-, sciencefiction- of horrorverhaal van maximaal 500 woorden waar dat verschil een rol in speelt. 

Muizenissen

Daar zaten ze. Op de rand van het bed, vlak bij zijn voeten. Op een rijtje, stil. En hij kon zweren dat ze glimlachten, met die spitse neusjes en lange snorharen. O, ja. Ze glimlachten. Grijnsden. Hun kleine kraaloogjes lieten zijn blik geen moment los. Geluid maakten ze niet. Toch voelde hij dat ze met elkaar communiceerden. Misschien wel telepathisch, het zou hem niet verbazen.
Een zevende muis klauterde het bed op, trippelde over het voeteneind en voegde zich bij de rest. De donkergrijze staart krulde zich om de stang, het puntje ervan ging langzaam op en neer.
Die zevende. Die was anders.
Jos huiverde. Heel voorzichtig trok hij zijn voeten naar zich toe. Onder de deken zag hij de bobbel die hij zelf veroorzaakte steeds verder bij de muizen vandaan gaan. Zes paar ogen bleven naar hem kijken. De zevende muis ging rechtop zitten, met zijn neus in de lucht. Jos slikte, maar hij duwde zichzelf naar achteren, totdat hij rechtop tegen het hoofdeind zat en hij zijn benen naar zich toe kon trekken. Snel sloeg hij zijn armen om zijn opgetrokken benen. De Oppermuis piepte een keer, een nauwelijks hoorbaar geluid. Zijn snorharen trilden. Zijn kleine bovenlip trok hij op, waardoor Jos prima kon zien hoe scherp de tandjes waren die eronderuit kwamen. Driehoekig. Niet de tanden die je bij een muis zou verwachten. Het leken eerder minuscule haaientanden te zijn.
Vanaf de gang klonk getrippel.
Jos boog iets voorover, zodat hij door de deuropening van zijn slaapkamer kon kijken. Het speeksel verdween uit zijn mond.
Op de gang liepen minstens twintig muizen heen en weer. Eén ervan zat rechtop, zijn voorpoten netjes voor zijn lijfje gevouwen, precies zoals Oppermuis op het voeteneind zat. De andere muizen renden om die ene heen. Ze gingen de badkamer in, de tweede slaapkamer die Jos als fitnessruimte gebruikte, de overloop verder op. Liepen ze langs de trap naar beneden? Hij wist het niet.
Als een klein kind trok Jos de deken op tot aan zijn kin. Ergens in de verte hoorde hij een gil, gevolgd door een bons. De buurvrouw. Die had de laatste tijd ook last van muizen.
Oppermuis trok zijn staart van de stang en sprong lenig op het bed. Weer een piepje. De muizen in de gang kwamen tot stilstand. Het rijtje op het bed grijnsde naar Jos, hun tandjes glinsterden in het ochtendlicht.
Op zolder, twee meter boven zijn hoofd, klonk het geluid van een muizenklem die met een klap dichtsloeg. Jos hoorde het. Even keek hij omhoog. Toen hij weer naar de muizen keek, was de helft uit zijn blikveld verdwenen.
Onder de deken kwamen kleine bobbeltjes zijn kant uit.
Snel.
De Oppermuis keek hem aan. Het puntje van zijn staart tikte op de deken.
Na de eerste beet zag Jos pas dat ze ook langs het raam kwamen. Hij gilde. Oppermuis trippelde van het bed, ging naar de vensterbank en bleef daar zitten. Starend. Zijn staart om zijn lijf geslagen.
Grijnzend. Totdat Jos stil lag.