Wednesday, January 8, 2014

Appeltaart

Voor de lol. Omdat je soms gewoon iets kleins moet schrijven, puur omdat het kan.

Appeltaart


Achtentwintig jaar waren ze getrouwd. Achtentwintig jaar. En nog wist Ellie blijkbaar niet dat hij appeltaart verafschuwde.
Hij had het al geroken toen hij het aluminiumfolie een klein stukje had opengevouwen. Die geur alleen was bijna genoeg om hem te doen kokhalzen. Herinneringen van zijn tante Pit, met haar dikke worstvingers en die eeuwige alcoholstank die uit haar mond kwam, drongen zich aan hem op. Tante Pit was de oorzaak van zijn appeltaart-aversie. Dat had hij Ellie nooit verteld, maar ze moest toch weten dat hij het niet lustte.
Hij liet zich achterover zakken totdat zijn rug de leuning van het bankje raakte. Het was niet druk in het park. Verderop drentelde een zwerver heen en weer, gebukt onder de lading van zijn uitpuilende plastic tassen. Meer mensen waren er niet te zien.
‘Ach, wat zal het ook,’ mompelde hij, en hij vouwde het folie weer om de appeltaart heen. Uit zijn koffer haalde hij een tweede pakketje, waarin hij twee boterhammen met kaas vond. Die at hij op. De rest van zijn pauze bleef hij op het bankje zitten, genietend van de zon die door de bladerloze takken op zijn gezicht scheen. Het was midden in de winter, maar het leek meer op een lentedag. Toen hij wegging, liet hij het pakketje met de taart achter. Hij keek een keer achterom. De zwerver liep waggelend naar het bankje.

Ellie ging tegenover hem aan de ontbijttafel zitten. Hij keek haar aan, zich verwonderend over haar merkwaardige gedrag. Ze was extreem rustig. Normaal liep ze ’s ochtends op hem te foeteren. De laatste dagen was er iets veranderd. Ze sprak amper nog tegen hem. En ze leek hem met haar priemende blik te bestuderen.
‘Hoe vond je de appeltaart?’ vroeg ze.
Hij fronste. ‘Die je een paar dagen terug had meegegeven?’
‘Hm-hm.’
‘Lekker.’ Hij verborg zijn leugenachtige gezicht door de krant naar zich toe te trekken.
‘Echt waar?’
‘Natuurlijk…’ Het woordje ‘schat’ bleef in zijn keel steken. Zijn ogen lazen de kleine kop, rechtsonderaan op de voorpagina van de krant. Heel langzaam stond hij op. Ellie hield hem niet tegen, toen hij met de krant in zijn hand het huis uit liep. De kleine krantenkop zou hij nooit meer kunnen vergeten.
Dode zwerver at vergiftigde appeltaart.
Na achtentwintig jaar had ze toch moeten weten dat hij geen appeltaart at.