Puber (verbeterde versie)
Het was druk in de kantine. De pauze was net een paar
minuten bezig, de scholieren waren massaal naar de lange tafels gekomen. Kleine
groepjes zaten in de vensterbank hun boterhammen te eten. Een lange rij leerlingen
stond voor het verkooppunt van de catering te wachten totdat ze appelflappen,
saucijzenbroodjes of broodjes gezond konden kopen.
Twee docenten dwarrelden tussen de zee pubers door, verloren
zoals de kinderen zich meestal in hun klassen voelden. Gesprekken vielen stil
als een docent in de buurt kwam, om daarna met zacht gegiechel hervat te
worden.
In een hoek, naast een vensterbank, op de bovenste trede van
de trap die naar het dieper gelegen deel van de kantine leidde, zat één jongen.
Hij was lang en slungelig. Zijn knieën leken gemaakt van een vreemd soort
rubber die alleen voorkwam in slungelige jongens die middenin hun opmars naar
volwassenheid zaten. Jeugdpuistjes ontsierden zijn vooruitstekende kin en bleke
wangen. Terwijl hij langzaam zijn boterham met pindakaas at, zwiepte hij af en
toe met zijn hoofd kort naar links of rechts om zijn lange plukken vlassig haar
uit zijn ogen te houden. Tussen zijn enkels stond zijn uitpuilende rugzak.
Dit was een jongen die nooit een boek vergat mee te nemen.
Hij had altijd een extra schrift bij zich en zijn etui zat vol verschillende
pennen, potloden, gummen en markeerstiften. Hij was op alles voorbereid. Toen
hij klaar was met eten, diepte hij zijn agenda op uit zijn rugtas. Die moest
hij met twee handen vasthouden, want de kaft was in tweeën gescheurd.
Aandachtig bestudeerde hij zijn rooster. Daarna keek hij bij zijn aantekeningen
van die dag. Een controle in zijn werkboek, of hij toch echt alles af had. Eenmaal
tevreden gesteld, schoof hij de agenda weer terug in zijn rugtas en pakte een
leesboek om de rest van de pauze door te komen.
Geen van de leerlingen om hem heen schonk enige aandacht aan
hem. Er was een onzichtbare bubbel om hem heen gecreëerd. De jongen kon, als
hij dat zou willen, met zijn rugtas om zich heen zwiepen zonder iemand te
raken. Er werd niet naar hem gekeken. Er werd niet naar hem gewezen. Als iemand
de trap op wilde lopen ging diegene liever een paar meter verderop naar boven,
dan vlak langs hem te gaan.