Iedere
dag zo rond dezelfde tijd hoor ik het. Een zacht, tikkend geluid, alsof iemand
op het raam staat te kloppen. Maar als ik uit het raam kijk, zie ik niemand. En
voor een ongeduldige bezoeker die de bel niet kan vinden, is het geluid ook
eigenlijk te zacht.
Toch
komt dat zachte tikken, of kloppen, iedere dag weer terug. Heel even. Klop,
klop, klop. Klop. Weg.
Hebben
we een klopgeest? Eén die overdag opereert en die niets anders doet dan tegen
het raam tikken?
Nee.
Het
is een hommel.
Of
het iedere dag dezelfde is, dat weet ik niet, maar hij komt wél iedere dag even
kloppen. Zo rond dezelfde tijd vliegt hij een keer of vijf tegen het raam met
zijn dikke hommellijf. Alsof hij de weg naar onze tuin iedere dag even kwijt
is. Misschien is hij een beetje vergeetachtig, die hommel. Of misschien is het
wel een klophommel. Dat is weer eens wat anders dan een klopgeest.