De
bank is in trek. Het lijkt wel alsof iedereen – althans, iedereen die niet op
zijn werk zit – zijn favoriete hoekje op de bank heeft opgezocht. Met of zonder
deken, vaak vergezeld van een kop thee en met een boek of afstandsbediening in
de hand.
Buiten
fietsen mensen met gebogen hoofden tegen de drukkende troosteloosheid van hun
eigen sombere gedachten en de motregen die daar gretig op in lijkt te haken,
als aasgierende regendruppels uit een ander universum; een kwaad, deprimerend
universum waar Mordor bij zou verbleken.
Griep
houdt veel bankhangers gezelschap, visite die niemand wil hebben maar die zijn
smerige, glibberige voet tussen de deur heeft gezet en, stugger dan de meest
fanatieke Jehova-getuige, dan toch zichzelf naar binnen wist te wringen. Het
bordje “aan de deur wordt niet gekocht en bekeerd zijn we ook al” had geen
enkel effect op de snotterpolka. De bewijslast, een doos tissues of een
keukenrol, staat onvermijdelijk op de salontafel naast de bank – binnen handbereik.
Het mobieltje ligt ernaast, want gedeelde smart is halve smart, zéker als je
daarvoor een smartphone gebruikt, dus de vrienden op Facebook worden op de
hoogte gehouden van het sombere klimaat dat van buiten naar binnen spiegelt. Beterschapwensen
worden uitgewisseld, samen met anti-griep-recepten; iedereen schijnt te weten
hoe je de polka moet bestrijden. Plots zijn we allemaal expert.
Als
de mix van paracetamol, aspirine, citroenthee, sinaasappels, sapjes,
vitaminesupplementen, hoestdrankjes en soep er dan eindelijk doorheen gejaagd
is, kunnen we weer naar buiten kijken, om tot de ontdekking te komen dat de
winterdip van dit jaar weer voorbij is. Dan huppelen we allemaal achter elkaar
aan om haastig te “posten” dat we met de grote lenteschoonmaak bezig zijn –
waarbij ongetwijfeld de bank opzij wordt geschoven om er ijverig achter en
onder te kunnen stofzuigen en dweilen. En wat doe je na afloop? Juist. Dan zoek
je dat hoekje weer op, met je kop thee en je smartphone. Hoe meer zielen, hoe
meer vreugd…