Hieronder mijn korte verhaaltje.
Grafschennis
Irma
verstijfde. Haar adem ontsnapte uit haar mond en liet een kleine, witte wolk
achter. De kou die seconden daarvoor nog haar gedachten had beheerst, leek haar
nu niet meer te deren. Ze staarde naar de grafsteen van haar dochter, volkomen
uit het veld geslagen.
Iemand
had het graf vernield. De grote steen was met flink wat kracht doormidden
geslagen, de bovenste helft lag naast het graf als een trieste herinnering aan
de vluchtigheid van het leven. Niet alleen van het gewone leven, maar ook het
leven na de dood was eindig. De rust werd bruut verstoord als iemand besloot om
de laatste rustplaats van een ander te vernietigen.
Op
de halve grafsteen lagen blaadjes van de bos rozen die Irma de dag ervoor bij
het graf had achtergelaten. De bloemen waren verspreid over het graf, alsof
iemand ze er met opzet overheen gestrooid had.
Trillend
op haar benen kwam Irma dichterbij. Ze veegde de tranen van haar wangen, tranen
die stil naar beneden gleden.
‘Mevrouw
Groenewegen?’
Verdoofd
keek ze om. Er kwam een man in een groene jas op haar aflopen. In zijn kleine
snor prijkten ijsdruppeltjes. Pas toen hij naast haar stond, kon ze zijn naam
uit haar geheugen opdiepen. Cor, de beheerder van het kerkhof.
‘Wie
heeft dit gedaan?’ vroeg ze.
‘Pardon?
Is er iets mis?’ Cor keek naar het graf.
Irma
volgde zijn blik en deinsde verschrikt terug. Ze greep hem bij zijn bovenarm om
te voorkomen dat ze zelf om zou vallen.
‘Gaat
het wel goed?’ vroeg Cor bezorgd.
Irma
keek hem met grote ogen aan, liet haar blik terugschieten naar het graf, keek
weer naar Cor. ‘Dit kan niet.’
‘Misschien
kunt u beter even gaan zitten…’
Irma
schudde haar hoofd. Ze liet hem los, sloeg haar armen over elkaar en schudde
haar hoofd een tweede keer. ‘Nee, het gaat wel.’
Cor
bleef even aarzelend staan, maar liep toen toch verder. Hij keek een keer
achterom, fronsend, duidelijk niet op zijn gemak.
Irma
bestudeerde de grafsteen, die gewoon helemaal heel was, zoals altijd. De bos
rozen stond ernaast, in de vaas. Er was niets vernield, maar er was wel iets
bijgekomen. Op de steen, geschreven in rijp. Alsof de natuur haar een boodschap
had gestuurd. Cor had dat duidelijk ook niet gezien, anders had hij daar wel op
gereageerd, maar Irma zag het wel. Zelfs nadat ze haar ogen tien seconden had
dichtgehouden, zag ze het nog.
‘Zoek geen leven in mijn dood,’ stond er over de inscriptie op
de steen geschreven, in witte rijpletters.
Irma
slikte de brok in haar keel weg. Heel even leek de kleine foto van haar dochter
op de steen te bewegen, ze leek haar hoofd te schudden. Irma wendde haar blik
af. Zodra ze opnieuw naar het graf keek, was alles weer normaal, maar Irma
twijfelde niet aan wat ze gezien had. Ze had de boodschap begrepen.
De
bos rozen van die dag zou ze naar haar moeder brengen. Iedere dag het graf
bezoeken was niet gezond.