Friday, August 17, 2012

Azra wedstrijd

Aangezien ik niet genomineerd ben voor de winnaars - en er dus ook geen publicatie volgt - voel ik me vrij om te doen met mijn verhaal wat ik zelf wil. Maar ja, wat moet ik ermee? Nou, dan maar op m'n blog zetten.   Iedereen die commentaar heeft, kan dat achterlaten ;) En commentaar op de titel is niet nodig, ik wéét dat die niet origineel is. (Het thema van de wedstrijd was "vallende bladeren"...) Hopelijk veel leesplezier!

Vallende Bladeren

Het was Justine nooit eerder opgevallen dat vallende bladeren geluid maakten. Nu ze het zachte ruisen van de neerdwarrelende herfstbladeren hoorde, vond ze het jammer dat ze er nooit eerder naar had geluisterd. Het had iets geruststellends, zoals een kop warme chocomelk vreemd geruststellend kon zijn. Eenvoudig, maar kalmerend.
Een geel blad viel langzaam naar beneden, precies naar haar hoofd. Justine fronste toen ze dat zag. Ze bestudeerde de lichtval op het gele eikenblad. Het blad wapperde een keer opzij, waaide weer terug, kantelde – en landde op haar kin, waar hij uit haar zicht verdween. Ze kon haar hoofd niet kantelen. Daar had hij voor gezorgd.
Hij. Willem, had hij zich genoemd. Waarschijnlijk was dat niet zijn echte naam. Dat stoorde haar, zoals een zoemende mug irritant kon zijn. Ze wilde weten wie hij was, voordat ze dood ging, maar ze vertikte het om dat aan hem te vragen.
Zijn voetstappen kwamen weer dichterbij. Een tijdlang had ze hem uit haar gedachten kunnen bannen, door zich volledig op de geluiden van de natuur te concentreren, maar nu kon ze dat niet langer.
‘Zo,’ zei hij, met een tevreden klank in zijn stem.
Justine hoorde iets achter haar. Het was het geluid van een schep die met kracht in de grond werd gestoken.
Een hoofd kwam boven het hare hangen. Willem had een vriendelijk gezicht, een licht gebruinde huid en een kaarsrecht, spierwit gebit. Hij zag eruit als de ideale schoonzoon en zo had hij zich ook gedragen, toen hij Justine de dag ervoor in de kroeg aansprak. Het was pas mis gegaan toen hij haar naar haar auto bracht. Justine had geprobeerd om zich te herinneren wat hij had gedaan – vergeefs. Ze kon zich vaag de kroeg herinneren, zijn vriendelijke woorden en een flits van zijn zwarte Opel. Daarna was er een gat in haar geheugen geslagen, totdat ze wakker was geworden in zijn bed. Onder zijn lichaam.
Toen had hij haar precies zo aangekeken, met die halve glimlach op zijn gezicht. Een verwachtingsvolle glimlach, omdat hij wist dat ze bang was. Er was ook geen andere emotie mogelijk; ze werd ineens wakker met een naakte man boven haar, vastgebonden in een kamer die ze niet kende, zonder te weten hoe ze daar was gekomen. Ze had geworsteld om los te komen, ze had gehuild, ze had hem gesmeekt. En hij had daarvan genoten.
‘Lig je lekker?’
Justine slikte. Ze voelde dat er een traan uit haar rechteroog liep, ook al wilde ze niet huilen. Ze gunde hem niet nog meer tranen, niet na wat hij al met haar had gedaan, na hoe hij haar al had vernederd, maar ze kon het niet tegenhouden.
Willem grijnsde toen hij haar nieuwe tranen zag. Hij hurkte naast Justine neer, veegde met een wijsvinger op tedere wijze de tranen van haar wangen en likte vervolgens zijn vinger af.
Justine sloot haar ogen.
Willem gromde. Zijn grijns verdween van zijn gezicht en hij gaf een harde trap tegen Justines zij. Ze kreunde, maar meer deed ze niet.
Justine beet haar kiezen hard op elkaar om te voorkomen dat ze voor de zoveelste keer zou gillen. Ze hield haar ogen stijf dichtgeknepen.
‘Kreng,’ mompelde Willem.
Justine probeerde niet aan hem te denken. Ze luisterde naar het geluid van de bladeren, zelfs toen hij haar vastgebonden benen greep en aan haar begon te sjorren. Hij sleepte haar aan haar benen mee. Niet ver, want het graf dat hij had gegraven lag vlakbij.
Justine verstrakte de greep om de touwen die los om haar polsen hingen, zodat hij geen los bungelend uiteinde zou zien. Terwijl hij bezig was met het graven van haar graf, had zij een stuk glas onder haar handen gevoeld. Hij had het niet zien liggen in de stapel dode bladeren waar hij haar achteloos in had laten vallen. Nu moest ze zich inhouden. Wachten op het juiste moment, hoewel ze niet zeker wist of er ooit het ‘juiste moment’ zou komen.
Willem liet Justines benen in het pas gegraven gat zakken. Hij keek haar aan en boog zich voorover.
Justine zag zijn met zwarte grond besmeurde handen op haar schouders af komen, alsof alles zich vertraagd afspeelde. Een betere kans zou ze niet krijgen.
Ze schreeuwde toen ze haar armen achter haar rug vandaan haalde. Alle rauwe emoties gooide ze in die schreeuw, die zo hard was dat enkele vogels verschrikt en met klapperende vleugels uit de bomen boven hen vlogen.
Willem deinsde terug, geschrokken van haar onverwachte beweging. Justine duwde zich met haar linkerhand omhoog, terwijl ze met haar rechterhand uithaalde. Haar spieren protesteerden pijnlijk, het stuk glas dreigde uit haar verkrampte vingers te glippen. Ze klemde haar kaken op elkaar en dwong haar arm om naar voren te gaan. Met een gevoel van genoegdoening zag ze hoe de glasscherf een diepe snee in de wang van Willem kerfde.
Willem vloekte, sloeg haar hand weg en greep met zijn andere hand haar keel vast.
Justine gleed weg. Haar lichaam was te zwaar voor de zachte grond aan de rand van het graf; de rand brokkelde af en haar benen zakten naar beneden. Ze greep wanhopig naar houvast met haar linkerhand. Haar vingers haakten zich in de mouw van Willems groene waxjas.
Willem werd uit zijn evenwicht getrokken. Hij moest Justines keel loslaten toen ze zijn arm mee dreigde te trekken. Zijn gezicht vertrok in een grimas toen hij haar hard van zich af duwde, maar Justine liet niet los. Ze hield hem nog steeds aan zijn arm vast, waardoor ze samen in het graf vielen.
Ze kwam hard terecht, bovenop Willem, die rochelend naar zijn keel greep. Justine krabbelde achteruit en kwam half omhoog, ondanks de pijn die ze overal voelde. Ze staarde vol afschuw naar de stervende Willem. De glasscherf stak uit zijn keel. Bloed liep snel langs zijn hals. Zijn vingers gleden langs de glasscherf, zonder die aan te raken.
Trillend op haar benen ging Justine rechtop staan. Ze zocht houvast bij de rand van het graf, maar het zand viel steeds naar beneden als ze er tegenaan kwam. Huilend klauwde ze haar handen in het zand, net zolang tot ze zich omhoog kon trekken. Ze keek niet meer naar Willem. Zijn gerochel was opgehouden, dat was voor haar genoeg. Kreunend en snikkend wist ze zich uit het graf te hijsen, waarbij ze Willems lichaam als opstapje gebruikte. Ze groef haar handen diep in de grond, greep een paar graspollen, trok zichzelf verder aan een boomwortel, totdat ze eindelijk haar benen uit het gat kon halen.
Ze verwachtte dat Willem plotseling omhoog zou komen om zijn hand om haar enkel te slaan en haar terug naar beneden te trekken, als in een slechte horrorfilm, maar dat gebeurde niet.
Justine ging hijgend op haar rug liggen.

Voetstappen. Het geluid van naderende voetstappen.
Ze voelde de dorre bladeren onder haar naakte lichaam. Ze voelde het touw in haar polsen snijden. Uren was ze aan hem overgeleverd geweest, ze wist wat hij zou gaan zeggen. Inmiddels kende ze hem beter dan ze hem wilde kennen. De realiteit kwam terug, in al haar heftigheid. De realiteit die waanzinnig was, die de dood meebracht, die ze probeerde te ontlopen door zich te verbergen in haar eigen gedachten. De realiteit bracht Willem mee. Willem en het besef dat ze vastgebonden op een stapel dorre bladeren lag.
‘Lig je lekker?’
Het touw zat nog om haar polsen; ze had het niet doorgesneden, want er was nooit glas geweest.
Justine opende haar ogen. Ze staarde naar boven, naar het gele eikenblad dat naar beneden kwam dwarrelen. Eén van de vele bladeren die allemaal op elkaar leken. Ze hoorde hoe Willem naast haar een schep in de grond stak. De minuten waarin ze had kunnen fantaseren over haar ontsnapping, waren voorbij.
Ze hield van het geluid van vallende bladeren, omdat dat het geluid was van het leven.
Het leven dat haar was afgenomen. Ze zou sterven. Naakt in de achtertuin van een geschifte moordenaar.
Een traan zocht een weg over haar gezicht. Willem veegde de traan met zijn vinger weg.
Justine keek hem aan. Ze forceerde een glimlach. ‘Als ik een glasscherf had, zou ik die in je keel steken,’ zei ze.
Willem knikte. ‘Amen.’ Hij tilde de schep op en gebruikte het blad om Justine hard op haar hoofd te slaan.
Willem neuriede, terwijl hij haar naar haar graf sleepte.
Een windvlaag trok talloze bladeren van de bomen in Willems achtertuin. De bladeren waaiden over Justines naakte, stevig vastgebonden lichaam. Een geel blad bleef een ogenblik in haar blonde haren hangen, totdat de wind er opnieuw vat op kreeg en het blad verder waaide. Het ging haar voor en eindigde in de kuil waar Willem Justine in liet glijden.
Vaag, af en toe meegedragen door de wind, was het geluid van sirenes te horen. Willem hoorde het niet. Justine, die door de klap van zijn schep slechts versuft was geraakt, hoorde het wel. Ze bedacht dat er een geluid was dat prettiger was, veel prettiger, dan het geluid van vallende bladeren.