Sunday, May 19, 2013

Jacht

Een probeerseltje. Soms is het gewoon leuk om iets mafs te schrijven.


Jacht

 Een hond had de nieuwe brug ingewijd. In mijn poging de door hem achtergelaten verering te ontwijken, struikelde ik over mijn eigen voeten. Gelukkig had de ontwerper aan onhandige types zoals ik gedacht en kon ik mij opvangen aan de reling.
            Ik bleef staan, met mijn knokige vingers om de koude, metalen levensredder geklemd, de drol vergeten, mijn ogen in stille fixatie gericht op het witte jacht dat minuten onderdeel zou uitmaken van mijn fysieke leven, om daarna voorgoed in mijn denkwereld in te breken, zich vast te grijpen, innestelen, begraven. Het was niet het jacht. Het was de vrouw die aan het roer stond. Mijn evenbeeld, als ik een vrouw was geweest, maar dan perfecter. Trots, fier rechtop, stralend zelfverzekerd. Voor haar zou de darminhoud van canis lupus familiaris uit zichzelf opzij zijn gekropen.
            Dat moest haar zijn. Zij.
            Maar terwijl ik dat dacht, verdween het jacht onder de brug. De witte achterkant schitterde in de scherpe zonnestralen en liet mij kortstondig verblind achter. Ik boog verder voorover, zo stupide als een blinde koe die eerst tegen een muur moet lopen voordat hij doorheeft dat de muur bestaat, zo staarde ik naar de onderkant van de brug. Daarna draaide ik mij om.
            Het jacht voer verder. De achterkant kwam net onder de brug vandaan.
            Haar licht turquoise jurk wapperde in de zomerbries die haar zachte, heldere zangstem naar mij droeg, pestend, de harde wansmaak van de natuur die wist dat ik het niet kon weten, dat ik er nooit achter kon komen. Maar zij zong verder, een eenvoudig lied, trefzeker. En ik luisterde. Totdat ook de wind genoeg kreeg van mijn trieste verschijning en alleen het geluid van een langsrazende vrachtwagen mijn oren nog vulde. Ik keek het jacht na en zag het een witte waas worden. Mijn ogen waren troebel van het staren zonder knipperen, mijn keel was droog van het door open mond ademen. Twee stappen deed ik naar voren. Mijn linkervoet gleed weg over iets smeuïgs. De stank van hondenuitwerpselen verdreef haar zoete stem tijdelijk uit mijn geheugen.
            Die stem die zich samen met dat jacht in mijn hoofd heeft vastgebeten.
            Zij was het. Ik weet het zeker.
            Of toch niet?