Wednesday, November 18, 2015

Het Leed dat Woensdagmiddag heet

Er zijn van die dagen waarop ik een complete brain meltdown heb. Althans, dat zou je toch denken. Hoe kom ik er anders op om op woensdagmiddag met mijn stomme kop naar de AH te gaan om even groente te halen?

Nee, het is niet zo dat er op woensdagmiddag louter moeders door de supermarkt lopen. Dat is het probleem niet. Het probleem bevindt zich búiten de supermarkt.
Achter dranghekken.
Schreeuwend. Bedelend alsof hun leven ervan afhangt.
Ik heb het, jawel, over kinderen. Er is bij onze AH namelijk weer zo'n superfijne spaaractie waarbij je voor plaatjes van "lokale toppers" kunt sparen. En spaaracties, dat staat gelijk aan achter dranghekken schooiende kinderen. Oké, toen ik klein was, spaarden we ook flippo's, maar die zaten dan nog in een zak chips verstopt (wat niet alle oma's doorhadden, met alle dood-door-verstikking-door-flippo risico's van dien - vroeger was sparen toch spannender).

Goed, ik heb mijn leven weer gewaagd. En ik ben weer met kinderwagen, boodschappen en plaatjes de winkel uit gevlucht. Volgende keer weer gewoon naar de Jumbo, daar word je in ieder geval niet zo door blagen belaagd.


Sunday, August 2, 2015

Het lijk in de badkamer

Ik heb een moord gepleegd. In stilte, want ik wilde de kleine niet wakker maken. Die had ik net in bed gelegd, namelijk, toen ik de indringer in mijn badkamer zag. Ik schrok bij de aanblik van deze vreemdeling, maar gillen is aan Ninja's niet besteed. Zeker niet met een bijna-slapende dreumes in de kamer ernaast. Dus klemde ik mijn kiezen op elkaar en keek ik om me heen, op zoek naar een wapen. Dat was snel gevonden. Het dakraam in de badkamer maken we altijd open en dicht met een stok, omdat we er anders niet bij kunnen. Dus ik greep die stok. Helaas was de stok vrij smal. Met een kleine handdoek om de punt gewikkeld en daar een washandje overheen getrokken, zodat ik een knuppelachtig wapen in mijn hand hield, ging ik op de indringer af. Genadeloos sloeg ik hem neer. Ik gaf er een klap achteraan toen de indringer stuiptrekkend voor me lag. Bijkomend voordeel van mijn improvisatie: het moordwapen maakte weinig lawaai.
Normaal ga ik ze, als ze wat groter zijn, te lijf met de stofzuiger (en ja, ik schakel ook gerust de hulp in van mijn man, want zo'n held ben ik niet). Maar nu moest ik snel zijn en geluidloos.
De spin is dood.
Arme sukkel, kies dan ook een ander huis uit om in rond te kriebelen met die acht griezelige poten van je.
Ik ben altijd maar blij dat ik in Nederland woon, en niet in een land waar ik van die enge vogelspinnen of zo kan tegenkomen. Brrrr.

Tuesday, June 30, 2015

Geen weer voor Ninja's

Het is warm. En als het zo warm is, kruip ik doorgaans weg in de veilige, niet-zo-warme leefomgeving waar ik me goed voel; mijn woonkamer dus.
Maar vandaag ging ik even naar Kruidvat.
Even lopen.
Kind in de wagen, parasolletje erbij, hop op pad met die handel.

Alles goed en wel. Ik reken af in de winkel en loop op m'n dooie gemak naar huis. Achter me loopt iemand met een rammelende sleutelbos. Iedere pas die die persoon maakt, hoor ik het gerinkel van die sleutelbos. In een donker bos in het holst van de nacht zou zoiets je de stuipen op het lijf jagen, maar het is midden op de dag en de zon kan bijna niet harder schijnen, dus is het hooguit een irritant geluid.
Thuis aangekomen wil ik mijn telefoon uit mijn tas halen (dat doe ik nu eenmaal altijd) - en dan zie ik dat mijn portemonnee niet meer in mijn tas zit.
Fuck.
Voorvakje gecheckt. Tas nogmaals gecheckt. Luiertas nagekeken, hoewel ik weet dat ik daar echt m'n portemonnee niet in heb gestopt. Tasje met boodschappen nagekeken (beter gezegd: op tafel leeggegooid). Niks. Geen portemonnee.
Fuck.
Wel breekt de sleutelhanger af die aan de rits zit van het vakje waar mijn portemonnee doorgaans in zit. Te hard aan getrokken, wellicht?
FUCK!
Mijn oververhitte hersenen draaien op dat moment op volle toeren en komen met de volgende informatie op de proppen:
- Die portemonnee moet je naast je tas hebben gestopt met je domme hoofd, dat is goed mogelijk.
- Het ding ligt waarschijnlijk nog in het Kruidvat.
- Erg veel contant geld zat er niet in, misschien iets meer dan tien euro. Da's geen ramp.
- Pinpas zit er wel in, maar ook dat overleef ik wel.
- Klotezooi, die portemonnee zélf was aardig duur.
- Misschien is-ie er onderweg op de een of ander manier uitgevallen.
- Dat onheilspellende gerinkel van die sleutelbos onderweg ook, weet je zeker dat je niet bent gerold?
- TERUG dus.

Welja. Terug. Hup, kind weer naar buiten (die vond dat niet erg) en in snelle wandelpas terug naar Kruidvat. Daar meteen gevraagd of er geen portemonnee was gevonden.
Nee, dat was niet zo.
FUCK, dacht ik. Blijkbaar sprak mijn gezicht dat uit.
Medewerkster keek mij nog eens aan. 'Maar u hebt er hier toch net mee afgerekend?'
Ik had bewondering voor haar geheugen. Maar ik ben ook zo iemand (rood haar, kinderwagen met parasolletje, waarschijnlijk een rode kop ook nog, want dat heb ik als ik in die hitte ga lopen, en als ik 'm niet kwijt ben een rode portemonnee) die je onthoudt.
Ja, ik had er net mee afgerekend.
Oké, ze ging eens even mee kijken. Of ik zeker wist dat-ie niet in mijn tas zat?
Nee. Ook niet in de luiertas, kijk. Maar -
Ineens schiet het beeld te binnen dat mij eerder niet te binnen wilde schieten. Dat ik iets in dat vakje aan de achterkant van mijn tas stop, waar ik normaal alleen een plastic tas in bewaar die ik altijd bij me heb voor als ik eens een boodschappentas vergeet mee te nemen naar de supermarkt of zo.
DAT STOMME VAKJE AAN DE ACHTERKANT!
Ja hoor, daar zat-ie in.
Was mijn hoofd eerder niet rood, dan was dat nu ongetwijfeld wel zo.

Deze hitte is niet goed voor mijn hoofd. En mijn volgende tas wordt er een met minder vakjes.

Friday, June 26, 2015

Wacht maar tot...

Van mij mag er een verbod komen op het uitspreken (of typen) van die drie woordjes, als dat bedoeld is om zo'n irritant zinnetje te beginnen: wacht maar tot...
Herkenbaar? Vast wel. Vooral voor vrouwen. En al helemaal voor vrouwen die zwanger worden en een kind krijgen. Dat gaat ongeveer zo, tijdens je leven:
  • Als klein meisje: wacht maar tot je zo oud bent als...
  • Als je nog single bent: wacht maar tot je een vriend hebt. (Dat is immers de standaard-verwachting, de verrassing zal groot zijn als je met een vrouw thuis komt, maar dat even daargelaten ;) )
  • Als je verkering hebt: wacht maar tot je samenwoont.
  • Als je samenwoont: wacht maar tot je getrouwd bent.
  • Als je getrouwd bent: wacht maar tot je kinderen hebt.
  • Als je dan zwanger bent: wacht maar tot je huppelepup-weken zwanger bent. (Standaard-vooruitzicht dat je voorgeschoteld krijgt: dikke enkels, veel gekreun, maagzuur, vreetbuien, vreetbuien, veel rare dingen eten -- even ter info, ik heb geen van deze dingen ervaren tijdens mijn zwangerschap.)
  • Meer als je zwanger bent: wacht maar tot die kleine er is.
  • Als de kleine er is: wacht maar tot ze gaat kruipen.
  • Als de kleine gaat kruipen: wacht maar tot ze gaat lopen.
  • Als ...
Ik kan zo nog lang doorgaan, denk ik. Het zijn van die zinnetjes waarmee mensen een gesprek doodslaan: Ja, wacht maar tot die van jou zo oud is dat... Om zwaar geïrriteerd van te worden! En het is gemeen ook nog eens. Je kunt er namelijk amper op reageren. Het is zo'n half-dreigende, half-denigrerende opmerking, vaak, zo'n zinnetje waarmee iemand wil zeggen: houd je mond toch, je weet er niets van! Houd je mening voor je, je mag er niet over meepraten!
Overdrijf ik?
Misschien.
Maar denk nog eens na voordat je deze drie woorden in je mond neemt. En ik hoor het je denken: zeur niet zo! Wacht maar tot je het zelf wilt zeggen... ;) 

Thursday, June 18, 2015

Haiku

wind fluistert woorden
door volgroene bladeren
vluchtige klanken

Sunday, June 14, 2015

Bliter’s Wrock druipt af

Ze kijken elkaar aan, die twee. De man moet omhoog kijken, omdat hij, net als ik, niet groot genoeg is om op ooghoogte met Bliter’s Wrock te staan. Maar het overwicht ligt niet bij het enorme monster.
‘Ga weg,’ is het enige wat de man zegt.
Bliter’s Wrock lijkt te krimpen onder het geluid van die stem.
Ik begrijp hoe hij zich moet voelen.
De priemende blik van het personage jaagt Bliter’s Wrock naar buiten. Ik kan slechts toekijken. Ik zie alleen de rug van de man, maar ik weet heel goed hoe die blik is. Het verbaast me dan ook niet dat Bliter’s Wrock daadwerkelijk krimpt, als hij zich terugtrekt. Van zijn enorme afmetingen blijft niet veel over. Eerst krimpt hij genoeg om door de keuken te kunnen, dan wordt hij nog korter, zodat hij door de achterdeur kan, en als hij in de tuin is, is hij ver genoeg gekrompen om lachwekkend te zijn.
Mijn personage draait zich niet naar me om. Hij legt slechts zijn hand op het gevest van zijn zwaard.
Ik haal diep adem. In de tuin smelt Bliter’s Wrock, totdat er slechts een modderpoeltje overblijft. Hij is niet dood, of verslagen, maar voorlopig is hij wel weggejaagd. Angstig koos hij het hazenpad, verdreven door het bevel van een man die half zo groot is. Even denk ik erover om hem achterna te gaan, want ik ben er nog niet helemaal uit of dit nu een verbetering is. Nu ben ik immers achtergebleven met die man in mijn woonkamer.
Ik wacht niet af. Hij hoeft mij niet aan te kijken en hij hoeft ook niets tegen me te zeggen om duidelijk te maken wat hij wil. Daar ken ik hem te goed voor. Dat krijg je, als je iemand zelf hebt verzonnen. Zo iemand ken je door en door.
Ik schrijf. Als ik enkele minuten later opkijk, is mijn woonkamer weer van mij.
Voorlopig.

Monday, June 8, 2015

Bliter’s Wrock

‘Damn, wat ben jij groot. En lelijk!’ Ik kijk hem eens goed in zijn ogen. Daarvoor moet ik omhoog kijken, want die ogen zweven ergens op tweeënhalve meter hoogte. Het ding neemt de halve kamer in beslag met zijn enorme gestalte. Doordat het plafond te laag voor hem is, staat hij zodanig gebukt dat het net is alsof hij een bochel heeft. Zijn ogen, kleine rattenoogjes in het midden van de grote zwarte kop, kijken me glinsterend aan.
Ik noem hem Bliter’s Wrock. Niet bepaald origineel, ik weet het, maar ik moet het er maar mee doen. Of hij moet het er maar mee doen.
‘Grmblgrmebl,’ gromt hij.
‘En je stinkt,’ zeg ik.
‘Aaargh!’ Hij spert zijn muil open en stoot een kreet uit. Slijm vliegt door de kamer. Gadverdamme. Kan ik dadelijk nog gaan dweilen ook.
Een van zijn poten staat op mijn laptop. De nagel van een van de klauwen blijft hangen op de x, waardoor mijn hele document nu volstaat met virtuele kusjes. De x-jes vliegen over het scherm.
Bliter’s Wrock buigt voorover, totdat zijn natte neus de mijne raakt en ik in die onmetelijke oneindigheid van zijn kleine rattenoogjes kan verdwalen. Ik weet wat hij bedoelt. Hij staat in mijn kamer, als een wolharige mammoet uit de prehistorie, een enorm gevaarte dat er is maar er niet kan zijn. Toch is-ie hier. Stinkend en wel. In levende lijve is hij hier om de boel te blokkeren.
De kleine gaat staan in haar box en lacht naar het grote monster. Bliter’s Wrock knippert. Kijkt mij nog eens aan. Snuift dan. Eindelijk haalt-ie zijn klauw van mijn toetsenbord. Ik duw met een wijsvinger zijn ruwe, schubbige poot opzij, en wring me langs hem. Snel typ ik dit bericht. Ondertussen komt zijn greep, zijn mentale overwicht, alweer terug.
‘Laat me met rust,’ zeg ik, maar daarop giechelt het ding slechts. Ik kijk hem kwaad aan. Zijn schaduw valt over mijn beeldscherm heen.
Als de kleine een knuffel over de rand van de box gooit, grist Bliter’s Wrock mijn laptop onder mijn vingers uit. Zijn geduld is op. Dit was het dan voor vandaag.
‘Lelijke lelijkerd,’ bijt ik hem toe, en ik pers me langs zijn harige rug om naar de keuken te kunnen. Ik ga wel afwassen. Misschien kan ik morgen weer wat schrijven.

Tuesday, May 26, 2015

Twee vrouwen

Twee vrouwen


Mevrouw M schoof een eindje opzij. Waarom waren die bankjes in die bushokjes altijd zo klein? Was dat met opzet zo gedaan? Er zat vast een ontwerper achter die graatmager was en nooit zelf boodschappen had gedaan. Zéker niet met het openbaar vervoer. Ja. Zo’n enge, magere lat, zo’n gladjanus met een pak aan en gepoetste schoenen, die de hele dag over z’n bureau gebogen dingen bepaalde voor de – nooit zo genoemde, maar wel bestaande – lagere klasse. Die mensen die hij niet kende. Die mensen waar hij op neerkeek. Het was een man, daar was mevrouw M zeker van. Dit soort dingen werden altijd door mannen verzonnen. Door mannen met geld.
Steels liet mevrouw M haar blik opzij gaan. De dame voor wie ze naar het uiterste puntje van het bankje was geschoven, knikte haar toe en ging zitten alsof ze ieder moment naar beneden kon storten. Voor zover mevrouw M wist, kon dat ook wel eens zo zijn. Metaalmoeheid, losse schroeven, een bouwvakker die had staan slapen of die domweg de instructies niet had begrepen omdat die in een taal waren gegeven die hij niet verstond. Het zou dus zomaar kunnen gebeuren dat het pesterig smalle en korte bankje ineens in elkaar zakte. Mevrouw M gaf haar tijdelijke buurvrouw geen ongelijk dat ze zo op het randje bleef zitten.
‘Hij reed net weg,’ zei mevrouw M. Het was totaal overbodige informatie, feitelijk. Zolang er geen bus voor hun neus stond, was er geen bus. Punt. Het was niet iets wat je over het hoofd kon zien. Of de andere bus nou net weg was of al lang en breed op de volgende halte, dat maakte in hun geval niets uit. Het veranderde niets aan wat zij moesten doen: wachten op de volgende. ‘Reed zo weg, ook al zag hij me zwaaien,’ zei ze er nog achteraan. De dame keek op haar horloge. Een eenvoudig, maar sierlijk horloge aan een sierlijke pols met een sierlijke hand en sierlijke vingers. Sommige mensen hadden meer geluk dan andere. Mevrouw M keek even naar haar eigen vingers. Eeltig, veel te dik. Worstjes.
‘Ik vind dat zo erg als ze dat doen,’ zei de dame.
Zelfs een sierlijke stem.
‘En dan tien minuten bij de volgende halte moeten blijven staan,’ ging de dame verder, ‘omdat ze te snel zijn gegaan.’
‘Ja, precies!’ zei mevrouw M. Daarna werd het weer stil.
Mevrouw M keek voor zich uit, maar af en toe gleden haar ogen naar de voeten van de dame. Smalle voeten in gemakkelijke instappers. Zelf had ze die ochtend schoenen met een lage hak aangetrokken. De enige nette schoenen die ze had. Haar enkels knelden en haar tenen schuurden, maar het zag er vrouwelijker uit. Als ze ook nog instappers aandeed, bleef er zeker niets van haar vrouwelijkheid over. Maar de dame kon waarschijnlijk op blote voeten rondrennen in een vuilniszak en er nog als Doutzen Kroes uitzien. Wat moest het heerlijk zijn om zoveel zelfvertrouwen te hebben.
De dame stond gracieus op.
Mevrouw M hees zich omhoog. Ze bukte zich om haar zware boodschappentassen op te pakken, wist ze in één hand te frommelen en diepte haar ov-kaart op uit haar jaszak. Toen de bus aankwam, liet de dame haar geduldig voorgaan. Mevrouw M zag dat de dame helemaal achterin ging zitten. Zelf liep ze maar tot halverwege. Ze plofte neer, haar voeten schrijnend van de korte wandeling door het gangpad van de bus. Stomme schoenen.

Mevrouw A ging minder snel lopen toen ze iemand in het bushokje zag zitten. In de verte was de achterkant van de bus te zien. Hij ging net de hoek om.
Hoe kon het ook anders.
Op het bankje in het bushokje zat een dame te wachten. Ze schoof een stukje op, ook al paste mevrouw A er makkelijk naast. Zo breed was ze niet. Was ze maar wat breder! Normale heupen, wat vollere borsten – maar nee, zelfs op haar dertigste bleef haar figuur meisjesachtig smal. Ze wierp een steelse blik opzij. De dame naast haar had vlees op haar botten. Ze was een mooie vrouw, een échte vrouw, iemand die vast en zeker wist hoe ze dingen moest aanpakken. Mevrouw A bleef op het puntje van de bank zitten, een oude gewoonte. Eén keer was ze op een bankje gaan zitten waarop iemand iets had achtergelaten. Wat het was, daar kwam ze nooit achter. Een gesmolten snoepje, waarschijnlijk, een ijsje dat had gedrupt, zoiets. Sindsdien ging ze niet meer zomaar op een openbaar bankje zitten. En ze voelde zich te belachelijk om met een zakdoekje eerst een zitplaats schoon te vegen.
‘Hij reed net weg,’ zei de dame.
Mevrouw A knikte. Dat had ze gezien.
‘Reed zo weg, ook al zag hij me zwaaien.’
Mevrouw A keek op haar horloge. Nu zou de bus pas weg mogen rijden. ‘Ik vind dat zo erg als ze dat doen,’ zei ze. En dat vond ze ook echt. Natuurlijk, een buschauffeur kon niet voor iedereen wachten, maar meestal reden ze weg als ze nog tijd over hadden. Ze had zelfs eens meegemaakt dat een buschauffeur extra hard door de wijk reed, omdat hij dan halverwege zijn dienst snel bij zijn bakker naar binnen kon schieten om een brood te halen. Een brood! Dat verzon je toch niet! ‘En dan tien minuten bij de volgende halte moeten blijven staan,’ ging ze verder, ‘omdat ze te snel zijn gegaan.’ Waarom zei ze dit? Maar wat moest ze anders zeggen? De dame vond haar vast een domme doos. Zo’n bakvis. Meestal werd ze voor bakvis aangezien, ook al was ze oud genoeg om de moeder van haar eigen bakvis te zijn, maar daar werd niet naar gekeken.
‘Ja, precies!’ zei de dame.
Daarna viel er een stilte.
Mevrouw A keek voor zich uit. Af en toe wierp ze een blik opzij, naar de andere kant van de straat, waar de volgende bus vandaan moest komen. Dan zag ze ook de dame. Die had twee propvolle boodschappentassen tussen haar benen staan. Mevrouw A vroeg zich af hoe ze dat volhield, om die dingen mee te slepen. Ze zagen eruit alsof ze twintig kilo per stuk wogen: pakken vruchtensap, blikken soep en groente, geen lichte boodschappen. En dat op hakken. Zelf had ze die ochtend instappers aangedaan, de enige schoenen waarop ze een hele dag kon lopen. Hoe deden andere vrouwen dat toch – om er zo op en top vrouwelijk uit te blijven zien met pijnlijke voeten van die ongetwijfeld door mannen verzonnen martelwerktuigen? Of lag het aan haar dat zij met hakken altijd het gevoel had dat ze na een paar uur waggelde als een pinguïn?
De bus kwam aanrijden. Mevrouw A stond haastig op. Naast haar tilde de dame haar zware tassen moeiteloos van de grond, om ze vervolgens ook nog eens in één hand vast te houden, terwijl ze met de andere naar haar ov-kaart zocht. Mevrouw A wenste dat zij zoveel kracht in haar vingers had. Ze liet de dame voorgaan. Daarna zocht ze zelf een plekje helemaal achter in de bus. In het voorbijgaan zag ze een man zijn blik langs haar laten gaan. Langs. Zijn ogen dwaalden meteen verder.
Ze plofte neer op een van de achterste stoelen en staarde naar buiten. Ze had toch hakken aan moeten doen.

Monday, March 16, 2015

Huishoudelijke perikelen

Af en toe moet je een strijkijzer wel eens schoonmaken. Zeker als je net even op de verkeerde stand op de verkeerde plaats van dat ene topje hebt staan strijken en je dus een mooie felrode streep op je strijkijzer hebt staan. Rood, ja. Niet handig als je ook nog spierwitte overhemden moet strijken.

Dus deze huisvrouw ging haar strijkijzer schoonmaken.

Ik had daar toevallig pas geleden een HG strijkijzer-schoonmaak-ding voor gekocht. 

Dit spul: 


Ik dacht dat dat handig zou zijn.
Ik dacht waarschijnlijk ook dat IK er HANDIG GENOEG voor zou zijn.

Dit is het moment om me even uit te lachen. Natuurlijk ben ik daar niet handig genoeg voor! 

Na zorgvuldig de gebruiksaanwijzing op de zijkant van het pakje te hebben gelezen, zette ik keurig mijn strijkijzer aan op standje "zijde". Vervolgens haalde ik de "staaf" uit de verpakking, ik helde het strijkijzer licht voorover (godzijdank had ik eraan gedacht om de stoom-functie uit te zetten) en ging enthousiast aan de slag. 

Wat blijkt? 

Dat ding SMELT!

Had ik daarop gerekend? Nee! Natuurlijk niet! Dat weet ik toch niet! Weet ik veel wat het voor iets is! Hadden ze er niet even een waarschuwing op kunnen zetten? Iets als "leg er een doek onder" of zo?

Dus ja, ik had het spul nu op het strijkijzer zitten, maar dat witte goedje droop natuurlijk wél naar beneden. OP MIJN TAFEL. Nou dáár was ik lekker mee. Had ik witte kwakjes op mijn tafel liggen. En je snapt zelf wel dat dat spul, zodra het niet meer warm is, meteen weer STOLT.

O, hoe fijn, witte, gestolde kwakjes smurrie op de eettafel.

Strijkijzer weer uitgezet, schone vaatdoek gepakt, natgemaakt en strijkijzer schoongemaakt. En de tafel deels schoongekrabd met het bijgeleverde borsteltje (kwam die in ieder geval nog van pas) en vervolgens ook schoongemaakt met de natte vaatdoek. Ik moet toegeven: het strijkijzer glimt wel mooi. Maar het rood ging er niet wonderbaarlijk makkelijk af en de rest van de vlekken (ooit moet ik ergens een broek hebben gehad waar een strijkijzerafdruk in stond volgens mij) die zitten er nog op. Wel iets minder groot dan het was. Maar of dat nou komt door mijn gepoets met een simpele vochtige doek of door het staaf-avontuur, zou ik niet durven zeggen.

Ik heb het avontuur met de smeltende witte staaf maar niet herhaald. Misschien een andere keer. In ieder geval leg ik er dan wel iets onder. 1 geluk: ik heb dit niet op de strijkplank geprobeerd. 

Thursday, March 12, 2015

Soms houd ik me in

Er zijn van die dingen waarop je gewoon NIET moet reageren. Geen geringe opgave voor iemand zoals ik, om mijn mond te houden. Echt niet. Zelfs als ik met "mond houden" eigenlijk bedoel dat ik me moet inhouden achter m'n pc. Soms voel ik gewoon dat brandende, jeukende, vervelende gevoel in mijn vingers, die innerlijke drang, die bijna onweerstaanbare neiging om toch...

Maar nee.
NEE.
Niet doen.

Dat krantenartikeltje, dat niet op iedereen van toepassing is. Niet op reageren.
Die ene post op Facebook, zo'n "pot-verwijt-de-ketel"-post. Niet op reageren.

O, Facebook. Gij broednest van mooimakerij, politieke uithangborden, verkeerde interpretaties ende maaltijdfoto's.

Voordat er internet was, kon je jezelf nog eens verspreken in de plaatselijke kroeg of op een verjaardag. Iedereen wist dan wie het zei. Dan kreeg je een "heb je haar weer" of een paar rollende ogen, misschien werd iemand kwaad, dat was dan jammer. Maar nu? Internet heeft de schijn van anonimiteit, waardoor het schijnbaar makkelijker lijkt om er online iets "uit te flappen" dan dat het vroeger "in real life" was.

Nou, ik flap niet.
Niet als ik me kan inhouden, bedoel ik dus. Zelfs niet...
... nee.
Zelfs dan niet.
Tenzij ik het er natuurlijk gewoon zomaar... uitflap.

Friday, March 6, 2015

Toekomstbeeld

Je leest wel eens een krantenbericht waardoor je meteen horrorscenario's in je hoofd krijgt. Onderstaand verhaal is geïnspireerd door dit krantenartikel: Alle baby's naar de opvang 
Het is natuurlijk maar een verhaaltje, en zoiets zal nooit gebeuren... toch?


Toekomstbeeld

De baby huilde. Steeds weer duwde ze de fles weg die de zuster haar gaf. Haar handjes grepen naar haar moeder, die in de deuropening van de kamer stond en op haar nagel beet.
‘Kom, dit is niet goed voor het kleintje,’ zei de tweede zuster.
De moeder keek naar haar kind. ‘Kan ik haar niet aanleggen?’
‘Nee, nee,’ zei de tweede zuster. Ze legde een hand op de schouder van de moeder. ‘De speentjes van tegenwoordig zijn perfect gemaakt om de stand van de kaakjes niet nadelig te beïnvloeden. En zo kunt u ook geen spruw of borstontsteking krijgen en uw kindje kan ook eens door een ander worden gevoed. Dat is beter voor haar ontwikkeling.’
De moeder knikte, maar haar ogen bleven op haar inmiddels krijsende kind gericht. ‘Maar ik wil het graag zelf doen. Ik vind het niet erg…’
De zuster die het kindje probeerde te voeden, keek op. ‘De overheidsprogramma’s zijn zwaar bevochten, mevrouw. De beste psychologen en pedagogen zullen met uw dochtertje werken. Hebt u daarvoor geleerd?’
‘Nee.’
‘Kom,’ zei de tweede zuster weer.
‘Maar kan ik haar dan niet nu…’
‘U moet zich niet zo veel aan uw kindje hechten,’ zei de eerste zuster streng. ‘Dat is niet goed voor u. Hoe moet ze dan ooit zelfstandig worden? Gaat u nu maar lekker beneden uitrusten, dan zorgen wij voor uw kleintje. Als ze straks in haar eigen bedje lekker ligt te slapen, kunt u even kijken.’
De moeder sloeg de hand van de tweede zuster weg. ‘Ik wil haar zelf voeden. Daar zijn mijn borsten voor gemaakt. En ik wil haar zelf in bed leggen. En zelf opvoeden.’
Er viel een zware stilte. Na een paar seconden begon de eerste zuster te lachen, een hoog, hikkend geluid dat zo angstaanjagend was dat zelfs de baby geschrokken stopte met krijsen. Met grote ogen keek het kleine bundeltje naar het vertrokken gezicht dat boven haar hing.
‘Haal een opnameformulier,’ zei de eerste zuster tegen de tweede zuster. ‘Mevrouw heeft duidelijk last van ernstige psychische problemen. Waanbeelden.’
‘Geef me mijn kind.’
‘U bent niet in staat om voor dit kind te zorgen,’ hield de eerste zuster vol.
De tweede zuster haastte zich ondertussen de kamer uit, een telefoon tegen haar oor gedrukt.
‘Ze heeft liefde nodig.’
‘Liefde is geen onderdeel van de gedrags- en ontwikkelingskaarten zoals die…’
‘Geef me mijn kind!’ De moeder liep naar de zuster.
De zuster stond haastig op van de stoel. Het flesje rolde op de grond. De moeder stak haar hand uit naar haar dochtertje. Op het moment dat de spuit door de tweede zuster in haar bil werd gestoken, ontmoetten haar ogen die van haar kind. De baby barstte in huilen uit. De moeder zakte op de grond.
De eerste zuster schudde haar hoofd. ‘Arm kleintje. Je moeder snapt het niet, hè. Het is voor jouw bestwil,’ praatte ze, terwijl ze bukte en het flesje opraapte. Ze draaide zich met haar rug naar de bewusteloze moeder. ‘Zo kunnen we al vroeg zien of je je toch wel goed ontwikkelt, en zo leer je veel sneller alles wat je moet leren om een goede burger te zijn. Ja, hè. We zullen heel goed voor je zorgen, lieverd. Kom, ga nu maar braaf drinken, deze melk is uitgebreid getest. Je weet nooit of je moeder niet stiekem wat heeft gedronken. Toe maar, anders gaan we je zo aan een infuus leggen hoor. Je moet goed groeien. Straks komt de dokter voor wat testjes en dan zullen we die rare moeder van je wat hulp aanbieden, zodat jij goed terecht komt.’ Ze snoof. ‘Zelf voeden. Zelf opvoeden! We leven niet meer in de twintigste eeuw. Nee, hè. Je moet opvoeding wel aan professionals overlaten.’

Monday, February 23, 2015

Zeik niet zo over die borstvoeding!

Een aantal Facebookvrienden zullen dat vast af en toe denken, als ik weer eens een artikel deel. Die zien dat misschien langskomen en rollen dan met ogen en denken dan: "Heb je háár weer."

Troost je.

Voordat ik kinderen kreeg, dacht ik ook: wat een gezeik, zeur niet zo, val mij er niet mee lastig, rot op met dat gedoe. En als je geen kinderen hebt, is er ook geen enkele reden om zoiets te lezen of om je erin te verdiepen. Logisch, toch?

Iew, ik zie een stukje borst!
Ja, vroeger vond ik het ook "raar" dat vrouwen in het openbaar hun baby voedden, want daar "heb je toch flesjes voor" en "kan dat niet thuis" of zo. Maar euh... vrouwen hebben borsten zodat ze kinderen kunnen voeden (we zijn zoogdieren). Da's eco. ;) Hartstikke natuurlijk, goed voor het milieu, zelfs. (Geen afval, geen afwas van flesjes, geen uitstoot van CO2 bij de productie of het vervoer...) Een blote borst (of een gedeelte daarvan) is niet eng, een tepel is niet eng en een drinkende baby is ook niet eng. Zie je een vrouw die in het openbaar haar kindje voedt? Steek liever je duim op. Zo makkelijk is het niet om in onze maatschappij die keuze te maken. Mensen zien je namelijk liever op de wc gaan zitten, of in een ander hokje achteraf.
En "die mensen" die hun kind na járen (2 of 3 of 4) "nog steeds" borstvoeding geven? Tsja, da's beter dan melk van de koe (of de nieuwste rage: van de geit) want melk van de eigen moeder is perfect op het kindje afgestemd. Zou je het vervelend vinden, of raar, als zo'n kind een beker koemelk kreeg? Nee toch? Nou dan. Is het vervelend om te zien, kijk dan de andere kant uit.
Hé, zeg... hoe lang ben ik dat eigenlijk van plan? Nou, wat dacht je van: ik plan helemaal niets. Toen ik "eraan" begon (met andere woorden: toen ons hummeltje net was geboren) dacht ik: ik zie wel hoe ver ik kom, misschien lukt het wel een paar weken (!). Morgen zijn we een jaar verder en gaat het nog steeds goed. Ik zie wel hoe het loopt.

Ik zit bij de maffia!
Jottem. Zo zien sommigen het, als je borstvoeding "promoot". Want het is zo zielig voor mensen bij wie "het niet lukte" of - het meest gehoorde, en, vind ik, eigenlijk meest trieste (sorry als ik hiermee tegen je schenen schop) - voor wie "te weinig" had of "niet voedzaam genoeg". Er gaan zóveel onwetende verhalen rond over borstvoeding, er is zo absurd weinig góede kennis erover bij artsen (die weten veel meer over kunstvoeding, in de meeste gevallen - en vind je dat nou niet triest?) dat je meteen "maffioso" bent als je zegt: borstvoeding is beter dan kunstmatige poedermelk. En dan toch maar mijn walging over het CB: daar zou het beleid moeten zijn om mensen naar een lactatiekundige door te sturen, als er iets niet lekker gaat met de borstvoeding, of nog beter: er zou een lactatiekundige moeten werken. Zo. Heb ik dat gezegd.

Ik heb makkelijk praten
Toegegeven. Ik werk niet (dus ik kan fulltime moeder zijn, zonder dat ik hoef te kolven borstvoeding geven, etc). Dat is wel nét even wat eenvoudiger dan borstvoeding geven als je werkt. Zeker in Nederland. Als borstvoedende moeder heb je 9 maanden kolfrecht en daarna heb je nog steeds het recht om te kolven, zo lang je dat dan maar in je eigen tijd doet. De rokers onder de werkenden kosten veel meer tijd dan de kolvende moeders. Het lijkt mij niet makkelijk, werk combineren met borstvoeding. Ik snap ook niet hoe Doutzen Kroes (het bekendste voorbeeld momenteel) dat volhoudt. Dus tot op zekere hoogte heb ik makkelijk praten. Wil niet zeggen dat het voor mij makkelijk is geweest. Sowieso, de eerste 3 maanden duurde drinken lang, ging het moeizaam, heb je regeldagen (lees: uren achtereen een kind op schoot dat met tussenpozen blijft drinken - ik loste dat op door gewoon mezelf voor de tv te installeren) en heb je stuwing, is het nog wennen, etc. Na een maand of 6 begon ik pas het gevoel te krijgen dat ik "het" echt "doorhad" en nu, na een jaar, begrijp ik niet meer hoe mensen kunstvoeding makkelijker kunnen vinden (zo lang je niet hoeft te werken).

"Ik heb er geen last van hoor!"
O, ja. Dat hoor je vaak, het aloude "ik ben er ook groot mee geworden"-argument. Hé, ik zeg niet dat kunstvoeding (van koe of geit en over een paar jaar? wie weet, misschien komen dan de lama's wel, of de kamelen, of gaan ze paardenmelk verwerken tot babyvoeding...) slecht is. Ik zeg dat borstvoeding béter is. Logisch ook, want melk van een koe is gemaakt voor een kalf en melk van een mens is gemaakt voor een mens. Dat je ook op kunstvoeding groot kunt worden, weten we allemaal. Maar - newsflash! - je kunt ook groot worden op borstvoeding. En dat heeft wel een paar mogelijke (zie je dat woordje "mogelijke") voordelen.

Het wordt veroordeeld als je kunstvoeding geeft
Niet door mij. Dat ik zeg dat borstvoeding beter is, wil niet zeggen dat ik het afkeur als je kunstvoeding geeft (of hebt gegeven). Wel zou er betere voorlichting moeten zijn voor borstvoeding, want de voorlichting in de boekjes die je gratis krijgt klopt van geen kanten en de artsen bij bijv. het CB weten vaak niet eens waar ze het over hebben (tenzij je het geluk hebt een arts te treffen die zelf borstvoeding heeft gegeven).
Je bent geen slechte moeder als je kunstvoeding geeft. En ik vind het al helemaal triest dat ik dat nu in deze blog moet zetten.
Maar ja: begin over borstvoeding, en er wordt over je gestruikeld, want eigenlijk word je dan al gezien als "zo'n maffioso" die met een vingertje wijst naar moeders die kunstvoeding geven. Je mag het eigenlijk niet zeggen, want er zijn ook moeders bij wie het niet lukte, en moeders die ... juist, daar komt dat rijtje weer dat ik net ook al opnoemde. Om de een of andere reden schieten mensen in de verdediging als je over borstvoeding begint. Sterker nog: eigenlijk moet ik me nu schuldig voelen over de schuldgevoelens die andere moeders hebben omdat ze voor flesvoeding kozen. Say what? Jep. Als je borstvoeding geeft, en dat lukt ook nog, en je zegt dan: "borstvoeding is goed en zou normaal moeten zijn"... oef. Nou, zet je maar schrap, dan. Want (daar is-ie weer!) "je hebt makkelijk praten". Nee, zo makkelijk is het denk ik voor geen enkele moeder, want alle moeders zitten wel eens jankend op de bank. Maar weet je wat ik wel had? Een hele lieve man, onder andere. Geen zorgen aan m'n kop anders dan die van m'n kindje en mezelf (geen stress). Google. De website borstvoeding.com voor een hele hoop vragen waar ik toch wel mee zat. En later, een arts bij het CB die het wél begreep en die heel anders reageerde op bepaalde zaken. De laatste maanden heb ik het niet zo moeilijk, nee, omdat ik nu snap hoe een en ander werkt. Maar het is nogal makkelijk om tegen een moeder bij wie "het" "goed gaat" te zeggen dat die makkelijk praten heeft. Dat is namelijk niet altijd waar. Het is best wel vervelend als je dat onder je neus geduwd krijgt als "argument", terwijl je er geen interesse in hebt om mensen uit de doeken te doen waarom je het helemaal niet zo "makkelijk" hebt gehad als sommigen schijnen te denken. Dus nee, veroordelen en "makkelijk praten" vind ik een no-go. Niet als het gaat om kunstvoeding en niet als het gaat om borstvoeding. Juist omdat ik weet hoe moeilijk het kan zijn om borstvoeding te geven (al helemaal als je er weinig over weet) juist daarom zou ik willen dat informatie makkelijker te krijgen is, dat er meer voorlichting is die je niet zelf hoeft te betalen, dat het normaler wordt om zelfs in het openbaar te voeden, etc. Schaamte voor borstvoeding en schaamte voor flesvoeding vind ik sowieso fout. Veroordelen ook, allebei de kanten uit: dat is niet alleen fout, dat is triest. Voor sommige mensen is flesvoeding of borstvoeding een keuze, voor andere mensen is dat niet het geval. Voor beide zou de steun net zo goed moeten zijn.

En waar komt dit nou weer allemaal vandaan? Nou, van deze blog: Dilemma

En dan nog even dit: ik heb geen aandelen in het product "borstvoeding". ;)

Tuesday, February 17, 2015

Van die dingen die ik niet had verwacht...

... toen ik een jaar geleden met m'n dikke buik hoogzwanger zat te wezen:

- dat ik na een jaar nog volop borstvoeding zou geven: ik begon eraan met het idee "ik zie wel hoe ver ik kom"
- dat een baby kan grommen (zoek op youtube eens voor de grap grommende baby's op, hilarisch)
- dat een baby haar op de oren kan hebben (wat? ja! maar dat gaat er heel snel weer af hoor ;) is alleen in het begin)
- dat ik tussen de weeën door in slaap zou vallen
- dat tandjes en borstvoeding prima samengaan, op een enkel incident na
- dat we met die kleine werden doorgestuurd naar het ziekenhuis omdat mevrouw weigert zich aan de grafiekjes te conformeren (klein hoofdje) (tijdens de zwangerschap óók al voor naar het ziekenhuis geweest)
- dat er zulke borstvoedingsondermijnende adviezen worden gegeven door sommige artsen, terwijl andere artsen vol lof zijn; hoe dan ook, iets wat normaal zou moeten zijn, wordt als vreemd gezien, en dat vind ik dan weer jammer
- dat een baby idioot lang blij kan zijn met een doekje/slabbetje/theedoek om mee te spelen, alle speciale babyspeeltjes ten spijt
- dat zo'n kind gerust eerst melk drinkt, daarna een boterham eet, daarna een banaan naar binnen werkt
- dat zo'n kind op een andere dag na de melk dan weer amper een halve boterham eet (verschilt van dag tot dag)
- dat er zoveel TROEP in "babyvoeding" zit - je kunt zo'n kind beter vers eten geven, da's simpeler en gezonder
- dat de reclames die je blijft krijgen doordat je ooit een blije doos hebt aangevraagd, maar zouden blijven komen... en blijven komen... en nog meer reclame... 
- dat een trappelzak bij je kinderwagen zo fijn is
- dat een kind op borstvoeding prima vanaf een paar maanden kan doorslapen (heerlijk!)
- dat de "voedingsadviezen" van het consternatiebureau duidelijk gericht zijn op het voorkomen van te dikke kinderen en anders zijn dan de adviezen van kinderdiëtist Stefan Kleintjes (die ik een stuk logischer en natuurlijker vind)
- dat het consternatiebureau de juiste benaming is ;) (met dank aan onze huisarts!)
- dat sommige vrouwen tot wel een jaar niet aan Always of OB of Libresse hoeven te denken dankzij borstvoeding, terwijl anderen na een paar weken alweer de pineut zijn
- dat die kleine zo'n charmeur zou zijn
- dat een baby met 11 maanden kan begrijpen wat "klappen" betekent (applaus!)
- dat een baby na een jaar nog steeds haar tenen in haar neus kan stoppen (lenig!)
- dat rompertjes naar beneden toe uitgedaan kunnen worden in geval van hevige spuitpoep (waar ik pas achter kwam toen die tijd al voorbij was, maar we hebben zo'n chaos ook maar 2 of 3 keer gehad, dus zo erg is dat niet)
- dat de "tiger in the tree" kan helpen bij krampjes
- dat een baby graag naar Max Geheugentrainer kan kijken (echt waar!)
en tot slot:
- dat het eerste jaar er nu bijna op zit en dat ik het (cliché!) heerlijk vind om lekker thuis te zijn en fulltime moeder :D

Wednesday, January 14, 2015

The Horror...

Je hoort ze niet. Je ziet ze niet. Je weet niet echt dat ze er zijn.
Maar ergens in je achterhoofd zegt dat vervelende stemmetje toch: "Pindakaas en ketjap manis."
Achter de plint, onder het aanrecht. Daar waar nooit iemand kijkt. Daar waar nooit iemand komt. Daar waar je nooit iets hoort en nooit iets ziet.
Daar zet je die klem neer. Met pindakaas en een scheutje ketjap manis.
En een dag later?
Het stemmetje had gelijk.
Muis in de klem.

Niet te geloven.