Tuesday, September 25, 2012

Grafschennis

De opdracht van schrijfdoedel 21 was; schrijf een verhaal (max. 500 woorden) waarin een kerkhof een belangrijke rol speelt.

Hieronder mijn korte verhaaltje.


Grafschennis

Irma verstijfde. Haar adem ontsnapte uit haar mond en liet een kleine, witte wolk achter. De kou die seconden daarvoor nog haar gedachten had beheerst, leek haar nu niet meer te deren. Ze staarde naar de grafsteen van haar dochter, volkomen uit het veld geslagen.
Iemand had het graf vernield. De grote steen was met flink wat kracht doormidden geslagen, de bovenste helft lag naast het graf als een trieste herinnering aan de vluchtigheid van het leven. Niet alleen van het gewone leven, maar ook het leven na de dood was eindig. De rust werd bruut verstoord als iemand besloot om de laatste rustplaats van een ander te vernietigen.
Op de halve grafsteen lagen blaadjes van de bos rozen die Irma de dag ervoor bij het graf had achtergelaten. De bloemen waren verspreid over het graf, alsof iemand ze er met opzet overheen gestrooid had.
Trillend op haar benen kwam Irma dichterbij. Ze veegde de tranen van haar wangen, tranen die stil naar beneden gleden.
‘Mevrouw Groenewegen?’
Verdoofd keek ze om. Er kwam een man in een groene jas op haar aflopen. In zijn kleine snor prijkten ijsdruppeltjes. Pas toen hij naast haar stond, kon ze zijn naam uit haar geheugen opdiepen. Cor, de beheerder van het kerkhof.
‘Wie heeft dit gedaan?’ vroeg ze.
‘Pardon? Is er iets mis?’ Cor keek naar het graf.
Irma volgde zijn blik en deinsde verschrikt terug. Ze greep hem bij zijn bovenarm om te voorkomen dat ze zelf om zou vallen.
‘Gaat het wel goed?’ vroeg Cor bezorgd.
Irma keek hem met grote ogen aan, liet haar blik terugschieten naar het graf, keek weer naar Cor. ‘Dit kan niet.’
‘Misschien kunt u beter even gaan zitten…’
Irma schudde haar hoofd. Ze liet hem los, sloeg haar armen over elkaar en schudde haar hoofd een tweede keer. ‘Nee, het gaat wel.’
Cor bleef even aarzelend staan, maar liep toen toch verder. Hij keek een keer achterom, fronsend, duidelijk niet op zijn gemak.
Irma bestudeerde de grafsteen, die gewoon helemaal heel was, zoals altijd. De bos rozen stond ernaast, in de vaas. Er was niets vernield, maar er was wel iets bijgekomen. Op de steen, geschreven in rijp. Alsof de natuur haar een boodschap had gestuurd. Cor had dat duidelijk ook niet gezien, anders had hij daar wel op gereageerd, maar Irma zag het wel. Zelfs nadat ze haar ogen tien seconden had dichtgehouden, zag ze het nog.
‘Zoek geen leven in mijn dood,’ stond er over de inscriptie op de steen geschreven, in witte rijpletters.
Irma slikte de brok in haar keel weg. Heel even leek de kleine foto van haar dochter op de steen te bewegen, ze leek haar hoofd te schudden. Irma wendde haar blik af. Zodra ze opnieuw naar het graf keek, was alles weer normaal, maar Irma twijfelde niet aan wat ze gezien had. Ze had de boodschap begrepen.
De bos rozen van die dag zou ze naar haar moeder brengen. Iedere dag het graf bezoeken was niet gezond.